Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8133, 14/00689
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8133, 14/00689
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 oktober 2015
- Datum publicatie
- 9 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:8133
- Zaaknummer
- 14/00689
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Proceskosten. Gewicht van de zaak. Wegingsfactor. Zeer licht.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00689
uitspraakdatum: 27 oktober 2015
Uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 juni 2014, nummer Awb 14/95, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 23 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 281.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2013 (OZB) opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 269.000, de aanslag dienovereenkomstig verminderd en aan belanghebbende wegens kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een proceskostenvergoeding toegekend van € 117,50.
Belanghebbende is tegen de hoogte van de kostenvergoeding in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 juni 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , kantoorgenoot van de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] (juridisch adviseur [C] ) en [D] (WOZ medewerkster van de gemeente Hellendoorn, namens de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn te Nijverdal.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Aan belanghebbende is door een derde, te weten [E] , verbonden aan [F] te [G] , beroepsmatig rechtsbijstand verleend in de bezwaar- beroeps- en hogerberoepsfase.
In de bezwaarfase heeft op 21 november 2013 een hoorzitting plaatsgevonden. In die zitting zijn in circa een uur 15 WOZ-zaken van verschillende belanghebbenden, waaronder die van belanghebbende behandeld. Daaraan voorafgaand heeft de heffingsambtenaar naar aanleiding van het door de rechtsbijstandverlener ingediende, summiere standaard-bezwaarschrift de beschikking waarbij de WOZ-waarde van belanghebbendes onroerende zaak is vastgesteld heroverwogen, de vastgestelde waarde verminderd en deze opgenomen in een door hem opgesteld en aan belanghebbende toegezonden conceptadvies. Dit conceptadvies is ten behoeve van de uitspraak op bezwaar vervolgens, voor zover hiervan sprake was, aangevuld met gegevens die op de hoorzitting naar voren zijn gebracht. Deze hebben niet geleid tot een verdere vermindering van de in het conceptadvies opgenomen verminderde waarde.
De grieven die zijn vermeld in het nadere bezwaarschrift van belanghebbendes rechtsbijstandverlener hebben bij het doen van uitspraak op bezwaar geen enkele rol gespeeld. Ten tijde van het opstellen van het conceptadvies, in de hoorzitting en bij het doen van uitspraak op bezwaar beschikte de heffingsambtenaar niet over het nadere bezwaarschrift van belanghebbende. Niet duidelijk is wanneer dit stuk is opgesteld. Belanghebbendes rechtsbijstandverlener heeft het op 24 juni 2013 gedagtekende schriftelijke stuk op 24 april 2014 ter zitting van de Rechtbank ingebracht, waarna de heffingsambtenaar daarvan kennis heeft kunnen nemen. De Rechtbank heeft dit stuk als tardief gepasseerd.
Bij uitspraak op bezwaar is de heffingsambtenaar in overeenstemming met het uitgebrachte conceptadvies gedeeltelijk aan het bezwaar van belanghebbende tegemoetgekomen. Hierbij is de waarde verminderd tot € 269.000, de aanslag dienovereenkomstig verminderd en aan belanghebbende wegens kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een proceskostenvergoeding toegekend van € 117,50. De heffingsambtenaar is bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding uitgegaan van de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) als bedoeld in onderdeel C1 van de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: de Bijlage).
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de hoogte van de proceskostenvergoeding.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat op basis van de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee samenhangende werkbelasting van de rechtsbijstandsverlener, bij de berekening van de in de bezwaarfase toegekende proceskostenvergoeding een wegingsfactor 1 in aanmerking had moeten worden genomen.
De heffingsambtenaar stelt zich daarentegen op het standpunt dat een wegingsfactor 0,25 in overeenstemming is met de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.