Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:815, 14/00323
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:815, 14/00323
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 februari 2015
- Datum publicatie
- 20 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:815
- Zaaknummer
- 14/00323
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling perceel grond met twee mestsilo’s. Hof bepaalt waarde in goede justitie.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 14/00323
uitspraakdatum: 10 februari 2015
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 februari 2014, nummer AWB 13/2004, in de gedingen tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, aangeduid als [a-straat] te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 116.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voorts de aanslagen onroerendezaakbelasting 2013 (OZB) vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij – in één geschrift vervatte – uitspraken op bezwaar de beschikking en, naar het Hof begrijpt, de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 februari 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die door partijen nadien in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [A] te [L] als zijn gemachtigde, bijgestaan door [B], werkzaam bij [C] Makelaars, alsmede mr. [D] en [E], taxateur, beiden werkzaam bij [F] BV te [L] namens de heffingsambtenaar.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan aan het Hof en aan de wederpartij overgelegd.
Het onderhavige beroepschrift is door het Hof ter zitting gelijktijdig behandeld met het beroepschrift van belanghebbende, bij het Hof bekend onder het rolnummer 14/00325. Van het verhandelde ter zitting is ter zake van de behandeling van beide zaken één proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende was op de van belang zijnde peildatum eigenaar en gebruiker van een onroerende zaak aan de [a-straat1] te [Z], in de beschikking en op de aanslagen aangeduid als [a-straat] (hierna: de onroerende zaak).
De onroerende zaak is een perceel grond van 2.500 m² met daarop een tweetal betonnen mestsilo’s met een inhoud van respectievelijk 2.468 m³ en 1.130 m², een plaat/sleufsilo met een oppervlakte van 200 m² en een verharding (grond) ter grootte van 320 m².
De onroerende zaak is begin 2013 door belanghebbende aan een zoon verkocht en geleverd voor een koopsom van € 60.000.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is slechts in geschil de vastgestelde waarde van de onroerende zaak.
Belanghebbende stelt dat de onroerende zaak, voorafgaand aan de verkoop, door [B] is getaxeerd op ruim € 71.000 en door de heer [G] van [H] Makelaars op € 60.000. Dat de onroerende zaak is verkocht in de familiesfeer heeft deze vooraf opgemaakte taxaties niet beïnvloed.
De heffingsambtenaar stelt dat de waarde van de onroerende zaak juist is vastgesteld met gebruikmaking van de Taxatiewijzers van het WOZ-Datacenter. De eigen koopsom kan niet als maatstaf gelden omdat die prijs in de familiesfeer tot stand is gekomen.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar, en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 60.000.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.