Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8228, W200.177.483

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8228, W200.177.483

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 oktober 2015
Datum publicatie
9 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:8228
Zaaknummer
W200.177.483

Inhoudsindicatie

Wraking. Schijn van partijdigheid? Eerdere uitspraak in zaak van belastingplichtige.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

W rakingskamer

Locatie Arnhem

Wrakingsnummer W200.177.483

Datum beslissing: 27 oktober 2015

Beslissing van de wrakingskamer

op het verzoek tot wraking, gedaan door

ir. [X] te [Z] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld in de zaken die bij het Hof zijn ingeschreven onder de nummers 14/00208 en 15/00210 tot en met 15/00212.

1.2. Verzoeker en de Inspecteur zijn bij brief van de griffier van 14 september 2015 uitgenodigd het onderzoek ter zitting van voormelde zaken op donderdag 5 november 2015 om 13:30 uur door de derde meervoudige belastingkamer bij te wonen. In deze uitnodiging is onder meer de samenstelling van de kamer vermeld.

1.3. Bij een op 21 september 2015 ter griffie van het Hof ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker voor de bij 1.1. genoemde zaken de wraking verzocht van de raadsheer mr. A.J.H. van Suilen, die in de uitnodiging is genoemd.

1.4. Mr. Van Suilen heeft desgevraagd te kennen gegeven niet te berusten in het verzoek en geen behoefte te hebben om te worden gehoord.

1.5. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2015. Verzoeker is daartoe uitgenodigd, maar met bericht aan het Hof niet verschenen.

2 Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1.

Artikel 8:15 Awb luidt:

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.3.

Verzoeker doet zijn verzoek tot wraking blijkens zijn verzoekschrift steunen op de grond dat mr. Van Suilen deel heeft uitgemaakt van de meervoudige belastingkamers die hem in eerdere procedures, waarin – zoals hij zelf formuleert – hetzelfde kernspeerpunt aan de orde was als in de onderhavige zaken, gedeeltelijk dan wel geheel in het ongelijk hebben gesteld.

2.4.

De omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan waarmee degene die zijn wraking verzoekt het niet eens is, is niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter schade zou kunnen lijden (vgl. HR 16 december 2011, nummers 11/03915 e.v., ECLI:NL:HR:2011:BU8280).

2.5.

Daar verzoeker overigens geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheer schade zou kunnen lijden, zal het verzoek ongegrond worden verklaard.

2.6.

Verzoeker heeft bij dit Hof eerder – op gelijkluidende gronden die door eerdere wrakingskamers eveneens ondeugdelijk zijn bevonden – verzoeken tot wraking ingediend waardoor telkenmale de behandeling van de door hem ingediende beroepen onnodig wordt vertraagd. Het Hof is van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. Daarom zal het Hof thans bepalen dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van één of meer leden van dit Hof met betrekking tot de onder 1.1. genoemde zaken niet in behandeling zal worden genomen (art. 8:18, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht).

3 Beslissing

De wrakingskamer

– wijst het verzoek tot wraking van raadsheer mr. A.J.H. van Suilen af en

– bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking met betrekking tot de zaken die bij het Hof zijn ingeschreven onder de nummers 14/00208 en 15/00210 tot en met 15/00212 niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gedaan op 27 oktober 2015 te Arnhem door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. H. van Loo en mr. M. Barels, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

(A.W.M. van der Waerden )

(J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 oktober 2015

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).