Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8324, 15/00261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8324, 15/00261

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 november 2015
Datum publicatie
9 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:8324
Zaaknummer
15/00261

Inhoudsindicatie

In geschil is de waarde in het economische verkeer voor de Wet WOZ van de onroerende zaak per de peildatum 1 januari 2013.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 15/00261

uitspraakdatum: 3 november 2015

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Borger-Odoorn (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 maart 2015, nummer LEE 14/3673, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 7‑024 te [A] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2014 vastgesteld op € 50.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2014 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte naar die waarde vastgesteld.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 maart 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de waarde verminderd tot € 44.000.

1.4

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [B] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [C] , taxateur, alsmede [D] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [E] , taxateur. De zaak is, met instemming van partijen, gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van [F] , met nummer 15/00288.

1.7

De heffingsambtenaar heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een in 1960 gebouwde vrijstaande houten recreatiebungalow, voorzien van een berging en een tuinhuisje. De woning is gelegen in het recreatiepark " [G] ". De inhoud bedraagt 183 m3 en de oppervlakte van het perceel 828 m2. De kwaliteit, de onderhoudstoestand en de voorzieningen van de woning zijn matig.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de waarde in het economische verkeer voor de Wet WOZ van de onroerende zaak per de peildatum 1 januari 2013.

3.2

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de door hem aan de onroerende zaak toegekende waarde niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer. De Rechtbank heeft, aldus de heffingsambtenaar, ten onrechte een aantal van de door hem voor zijn bewijsvoering gehanteerde referentieobjecten buiten beschouwing gelaten. Voorts stelt hij dat de door belanghebbende bij de Rechtbank overgelegde waardematrix en het eveneens in eerste aanleg door belanghebbende in het geding gebrachte taxatierapport van diens taxateur [C] geen deugdelijke grondslag voor de waardebepaling vormen.

3.3

Belanghebbende stelt dat de door de Rechtbank buiten aanmerking gelaten referentieobjecten van een dusdanige betere kwaliteit zijn, dan wel een beter voorzieningenniveau en/of betere ligging en/of later bouwjaar hebben, dat zij als vergelijkingsobject voor de waardebepaling niet goed bruikbaar zijn en terecht door de Rechtbank buiten beschouwing zijn gelaten.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

3.6

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing