Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8469, 14/01116
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8469, 14/01116
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 november 2015
- Datum publicatie
- 13 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:8469
- Zaaknummer
- 14/01116
Inhoudsindicatie
In geschil is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/01116
uitspraakdatum: 10 november 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 september 2014, nummer AWB LEE 13/3179, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Assen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 40 te [A] (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 124.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2013 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 9 september 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2015 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord [B] als de gemachtigde van belanghebbende. De heffingsambtenaar is voor de mondelinge behandeling bij aangetekende brief van 19 augustus 2015 uitgenodigd. Hoewel hij de ontvangst van de uitnodiging op 20 augustus 2015 heeft bevestigd, is hij, zonder enig bericht van verhindering, niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De onroerende zaak is een in 1962 gebouwde hoekwoning met vrijstaande stenen berging, gelegen te [A] in de wijk [C] . De woning heeft een inhoud van 290 m³. De onroerende zaak heeft een kaveloppervlakte van 318 m².
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
Belanghebbende bepleit ter zitting, naar het Hof begrijpt, een waarde van € 98.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar en tot vermindering van de beschikte waarde tot op € 98.000. Belanghebbende heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de door de heffingsambtenaar overgelegde matrix niet voldoende transparant is, dat door de heffingsambtenaar opgevoerde referentieobjecten niet voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak en dat de waarde op waardepeildatum 1 januari 2013 op € 102.000 is beschikt.
De heffingsambtenaar persisteert in de beschikte waarde en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende heeft daarnaast nog als grief naar voren gebracht dat de heffingsambtenaar door zonder toestemming van zijn wederpartij in deze procedure lopende het hoger beroep de onroerende zaak inpandig op te nemen en daarvan foto’s te maken, zijn onderzoeksbevoegdheden heeft overschreden. Belanghebbende verbindt daaraan de eis dat de door de heffingsambtenaar in de hoger beroepsprocedure gebrachte foto’s door het Hof buiten beschouwing gelaten worden.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.