Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8881, 15/00017 en 15/00018

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8881, 15/00017 en 15/00018

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 november 2015
Datum publicatie
27 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:8881
Zaaknummer
15/00017 en 15/00018

Inhoudsindicatie

In geschil is of belanghebbende in het onderhavige jaar heeft voldaan aan het urencriterium, of de hoorplicht van artikel 7:2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is geschonden en/of het zorgvuldigheidsbeginsel en/of het beginsel van fair play, als algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zijn geschonden.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummers 15/00017 en 15/00018

uitspraakdatum: 24 november 2015

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 november 2014, nummers AWB LEE 14/524 en AWB LEE 14/525, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.482. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 92.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 4.482. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen verminderd tot € 3.944 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Nood-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 20 november 2014 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd voor zover het de proceskosten in de bezwaarfase betreft, bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraken op bezwaar in stand blijven, bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken, de Inspecteur opgedragen het van belanghebbende geheven griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.460.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] , namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende, geboren [in] 1987 en gehuwd met [D] , was als kapster in dienstbetrekking bij een derde voor ongeveer 30 uren per week. Zij heeft per 30 september 2009 haar dienstbetrekking beëindigd en oefent sedertdien haar werkzaamheden als kapster volledig voor eigen rekening uit in een als kapsalon ingerichte ruimte bij haar ouders thuis. In het onderhavige jaar behaalde zij met haar activiteiten als kapster een omzet van € 6.948.

2.2

Belanghebbende heeft op 31 maart 2011 haar aangifte IB/PVV 2010 ingediend. In de aangifte is de opbrengst van de kapsalon als winst uit onderneming verantwoord voor een bedrag van € 4.482 en is zelfstandigenaftrek (€ 9.427, waarvan € 4.945 niet gerealiseerd) en startersaftrek (€ 4.482) geclaimd.

2.3

Bij brief van 29 januari 2013 heeft de Inspecteur onder meer om informatie verzocht over de aangegeven winst uit onderneming, het urencriterium en de door belanghebbende gehanteerde tarieven.

2.4

Bij brief van 13 februari 2013 heeft belanghebbende geantwoord en een aantal bijlagen

meegestuurd. De eerste bijlage bevat een opsomming van de dagen (van januari tot en met december 2010) waarop door haar in de kapsalon gewerkt is, welke behandeling is verricht, de daarmee gemoeide tijd, de reistijd, de wachttijd en de schoonmaaktijd en de tijd besteed aan andere voorkomende activiteiten. Voor de maand januari is het volgende vermeld:

“kn = knippen

kl = kleuren

2010 heen en weer kapsalon + naar klanten

6 jan 2 x kn 1,30 uur reistijd 0,45 uur

1 x kn 0,45 uur schoonmaken kapsalon 0,15 uur

wachttijd 0,3 uur

13 jan 2 x kn 1,30 uur reistijd 0,30 uur

schoonmaken 0,30 uur

15 jan 1x kn 1,00 uur reistijd 0,30 uur

schoonmaken 0,30 uur

19 jan kn+kl 2,00 uur reistijd

2 x kn 1,30 uur schoonmaken

20 jan kn 0,45 uur reistijd 0,30 uur

permanent 3,30 uur schoonmaken 0,30 uur

22 jan 2 x kn 1,30 uur reistijd 1,30 uur

1 x kn 1,00 uur schoonmaken 1,00 uur

l x kn 0,45 uur wachttijd 2 uur

l x kn + kl 2,00 uur

1 x kn 0,45 uur

1 x kn + kl 2,00 uur

reclame op auto laten zetten 5 uur

bedrijfskleding laten maken 3 uur

kapsalo verbouwen alles geverfd, nieuwe vloer

nieuwe meubels en alles ingericht 32 uur (4 dagen)

administratie 1,00 uur

bestelling basler/duitsland 0,45 uur

bestelling drachten 3,30 uur

inkoop intrieur 2 uur

boodschappen doen 1 uur

gefleyerd 36 uur

handdoeken wassen, drogen, vouwen 6 uur”.

2.5

Tot de bijlagen bij de hiervoor – onder 2.4 – bedoelde brief behoort ook een overzicht van de per maand gerealiseerde omzet, waarin voor de maand januari 2010 het volgende is vermeld:

”januarie 2010

6 jan [naam1] kind 2x € 14,-

6 jan meneer [naam1] € 9,-

13 jan. [naam2] kn tondeuse € 5,-

[naam3] kn € 9,-

15 jan [naam4] kn € 9,-

19 jan [naam5] kn+kl € 23 *

19 jan [naam5] kn € 9,-

[naam6] kn € 9,-

20 jan [naam7] kn € 9,-

20 jan [naam8] perm € 45,- *

22 jan dhr/mevr [naam9] € 18,-

22 jan mevr [naam10] kn € 9,-

22 jan mevr [naam11] kn € 9,-

23 jan [naam12] kn + kl € 23,-

23 jan [naam13] kn + kl € 28,- *

23 jan [naam1] kn € 9,-

23jan [naam14] kn + kl € 28,- *

€256”

2.6

Ook is er bij de hiervoor – onder 2.4 – bedoelde brief een opsomming van gereden kilometers gevoegd, met voor de maand januari 2010 de volgende gegevens:

“Jan 2010

19 jan

heen 122.610 [a-straat] 4

terug 122.626 16 [b-straat] 66

[E]

19 jan

heen 122.626 [a-straat] 4

terug 122.630 4 [c-straat] 212

hgv

22 jan

heen 122.660 [a-straat] 4

terug 122.663 3 [d-straat] 108

22 jan

heen 122.663 [d-straat] 108

terug 122.667 4 [e-straat]

122.671 naar huis 4 [a-straat] 4

31 km”

2.7

Nadat partijen hun standpunten hadden uitgewisseld bij brieven van respectievelijk 21 februari 2013, 12 maart 2013, 15 maart 2013, 21 maart 2013 en 12 april 2013, heeft de Inspecteur, met dagtekening 3 mei 2013, aan belanghebbende de bestreden aanslagen opgelegd. De Inspecteur heeft daarbij de activiteiten van belanghebbende aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheid en om die reden de in de aangifte geclaimde ondernemersfaciliteiten (zelfstandigenaftrek en startersaftrek) geweigerd.

2.8

Belanghebbende is bij brief van 22 mei 2013, door de Inspecteur ontvangen op 27 mei 2013, in bezwaar gekomen. Belanghebbende heeft daarbij om een kostenvergoeding ingevolge artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzocht. Belanghebbende heeft tevens om een hoorgesprek verzocht.

2.9

Voorafgaand aan het hoorgesprek, dat plaatshad op 25 september 2013, heeft de Inspecteur bij brief van 5 augustus 2013 een vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar toegestuurd. De Inspecteur heeft belanghebbende na het hoorgesprek een hoorverslag gestuurd. Belanghebbende heeft bij brief van 10 oktober 2013 gereageerd op het hoorverslag.

2.10

Bij brief van 22 oktober 2013 heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende (vooralsnog tot en met 2013) als ondernemer aangemerkt kan worden, dat belanghebbende niet aan het urencriterium voldoet en derhalve niet voor de zelfstandigenaftrek in aanmerking komt. De Inspecteur heeft wel een MKB-winstvrijstelling toegekend waardoor het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd zal worden met € 4.482 x 12 % = € 538. Bij brief van 4 november 2013 heeft belanghebbende op de brief van de Inspecteur gereageerd.

2.11

Bij brieven van 17 december 2013 (zowel voor de IB/PVV als de ZVW) met opschrift “Uitspraak op bezwaar” heeft de Inspecteur onder meer geschreven:

“Gezien bovenstaande reactie van de heer [F] doe ik nu uitspraak.

Beslissing op uw bezwaar

Ik kom voor een deel aan uw bezwaar tegemoet. Binnenkort ontvangt u de formele uitspraak

op uw bezwaar. (..).”.

De brief bevat een rechtsmiddelverwijzing. De Inspecteur heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.

2.12

Met dagtekening 4 januari 2014 heeft belanghebbende de uitspraken op bezwaar uit Apeldoorn ontvangen (verminderingsbeschikking), waarop onder meer de voorgedrukte tekst staat:

“In beroep gaan

Tegen deze uitspraak kunt u in beroep gaan. Vóór 17 februari 2014 moet uw beroepschrift

ingediend zijn bij de rechtbank. (....)”.

2.14

Met dagtekening 31 januari 2014, door de rechtbank ontvangen op 4 februari 2014, is belanghebbende in beroep gekomen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende in het onderhavige jaar heeft voldaan aan het urencriterium, of de hoorplicht van artikel 7:2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is geschonden en/of het zorgvuldigheidsbeginsel en/of het beginsel van fair play, als algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zijn geschonden.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de bestreden aanslag tot nihil.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing