Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9643, 15/00217
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9643, 15/00217
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 december 2015
- Datum publicatie
- 8 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:9643
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2509
- Zaaknummer
- 15/00217
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring bewijslast. Redelijke schatting.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00217
uitspraakdatum: 15 december 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] b.v. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 januari 2015, nummer AWB 14/3713, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 15.000. Daarbij is voorts € 257 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 2.460.
Deze aanslag en beschikkingen inzake de heffingsrente en boete zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een nader stuk ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 november 2015 te Arnhem. Beide partijen zijn, met kennisgeving aan het Hof, niet ter zitting verschenen.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in 1995 opgericht. Volgens de op een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel vermelde omschrijving houdt zij zich bezig met bedrijfsopleiding en -training.
Voor de jaren 2007 en 2008 heeft belanghebbende geen aangiften Vpb ingediend. De Inspecteur heeft haar voor die jaren ambtshalve aanslagen Vpb opgelegd, berekend naar belastbare bedragen van € 13.751 respectievelijk € 13.781.
Belanghebbende is door de Inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb 2009 vóór 1 maart 2011. Omdat indiening van die aangifte uitbleef, heeft de Inspecteur belanghebbende een zogenoemde herinneringsbrief gezonden en vervolgens, bij brief van 6 mei 2011, aangemaand tot het doen van bedoelde aangifte uiterlijk op 20 mei 2011. De aangifte is niet door belanghebbende ingediend.
De Inspecteur heeft vervolgens ambtshalve de onderhavige aanslag Vpb 2009 vastgesteld. Daarbij is hij uitgegaan van een schatting van het belastbare bedrag van belanghebbende op € 15.000. Aan heffingsrente is in rekening gebracht een bedrag van € 257. Voorts is een verzuimboete van € 2.460 aan belanghebbende opgelegd wegens het niet doen van de aangifte.
Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag en de beschikkingen is door de Inspecteur ongegrond verklaard.
De Rechtbank heeft het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de onderhavige aanslag en de beschikkingen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken van de Inspecteur, de aanslag en de beschikkingen.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.