Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1013, 14/00686

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1013, 14/00686

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 februari 2016
Datum publicatie
19 februari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:1013
Zaaknummer
14/00686

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Ontvankelijkheid bezwaar. Termijnoverschrijding. Verschoonbaarheid.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00686

uitspraakdatum: 9 februari 2016

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] bv te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 juni 2014, nummer Awb 13/2959, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarden van de onroerende zaken [a-straat] 19 en 23 te [A] (hierna: de onroerende zaken), per waardepeildatum 1 januari 2010, voor het jaar 2011 vastgesteld op respectievelijk € 173.000 en € 118.000 (hierna: de WOZ-beschikking).

1.2

Nadien heeft de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelasting 2011 (hierna: de aanslag OZB) voor zover het betreft het eigendom van de onroerende zaken vastgesteld op € 731,28.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 juni 2014 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en het bezwaar tegen de aanslag OZB ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [B] , alsmede [C] namens de heffingsambtenaar.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

De WOZ-beschikking draagt als dagtekening 14 februari 2013. De WOZ-beschikking staat tezamen met een aanslag in de rioolheffing vermeld op een Aanslagbiljet gemeentelijke Jaarheffingen met het aanslagnummer [00000] . Onderaan het aanslagbiljet is vermeld dat binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt bij het hoofd van de afdeling Inwonerszaken.

2.2

De aanslag OZB is gedagtekend 15 maart 2013 en draagt als aanslagnummer [00001] . Onderaan het aanslagbiljet is vermeld dat binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt bij het hoofd van de sectie Belastingen & Invordering.

2.3

Het bezwaarschrift van belanghebbende draagt als dagtekening 3 april 2013 en is op 9 april 2013 door de heffingsambtenaar ontvangen. In het bezwaarschrift is onder meer vermeld:

“Hierbij doe ik u toekomen het WOZ-bezwaarschrift namens [belanghebbende], tegen de aanslag/beschikking met kenmerk [00001] voor het belastingjaar 2011.

Ik ben het niet eens met de door u bepaalde WOZ-waarden op deze aanslag. Deze WOZ-waarden zijn naar mijn oordeel te hoog vastgesteld. Op basis van de bij ons bekende administratieve gegevens kan de WOZ-waarde voor [de onroerende zaken] niet hoger zijn dan respectievelijk € 110.000,00. en € 85.000,-“

2.4

In zijn uitspraak op het bezwaar heeft de heffingsambtenaar vastgesteld dat het bezwaarschrift is gericht tegen de WOZ-beschikking en dat het bezwaar buiten de termijn van zes weken is ingediend. Hij heeft vervolgens het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2.5

Belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank verklaard, dat het bezwaarschrift niet tegen de WOZ-beschikking maar tegen de aanslag OZB was gericht. Belanghebbende heeft met zijn bezwaarschrift de in de aanslag OZB genoemde heffingsgrondslag aan willen vechten. Hierop heeft de Rechtbank overwogen dat het bezwaar weliswaar tijdig is ingediend, maar dat het niet materieel is gericht tegen de aanslag OZB.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en tot terugwijzing van de zaak naar de heffingsambtenaar.

3.4

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing