Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1015, 15/00129

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1015, 15/00129

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 februari 2016
Datum publicatie
19 februari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:1015
Zaaknummer
15/00129

Inhoudsindicatie

Leges. Aanvraag omgevingsvergunning. Overschrijding opbrengstlimiet?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/00129

uitspraakdatum: 9 februari 2016

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] bv te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 januari 2015, nummer AWB 12/314, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Epe (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Van belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend 15 oktober 2011, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning ten behoeve van het pand [a-straat] 18 te [Z] (hierna: de tennishal) een bedrag van € 56.117,33 aan leges geheven.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bedrag aan leges gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 januari 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en het bedrag aan leges verminderd tot € 36.210,25.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door ing. [C] .

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de tennishal. Directeur van belanghebbende was ing. [D] (hierna: [D] ).

2.2

De tennishal is [in] 2010 afgebrand. De spanten van de tennishal zijn blijven staan. De spanten waren in het middengedeelte voorzien van trekstangen.

2.3

Op 30 november 2010 heeft een milieuambtenaar van de gemeente Epe (hierna: de gemeente) een controle ingesteld. Hierbij heeft hij geconstateerd dat asbestvervuiling aanwezig is.

2.4

Op 13 december 2010 heeft de teamleider Vergunningverlening en handhandhaving namens burgemeester en wethouders van de gemeente belanghebbende aangeschreven en belanghebbende verzocht een asbestsanering en een aanvullend grondonderzoek uit te laten voeren.

2.5

Bij een controle op 2 mei 2011 hebben ambtenaren van de gemeente geconstateerd dat belanghebbende de asbestsanering heeft afgerond. Bij de opname van het terrein waarop de spanten van de tennishal nog stonden hebben de ambtenaren foto’s genomen van de bebouwing.

2.6

Op 14 juli 2011 hebben handhavers van de gemeente geconstateerd dat belanghebbende gordingen liet aanbrengen op de spanten. De aannemer heeft daarover verklaard dat na het aanbrengen van de gordingen de dakplaten zouden worden aangebracht en [D] heeft aangegeven dat hij ervan uitging dat voor herbouw geen vergunning nodig was. De handhavers hebben de werkzaamheden stilgelegd, omdat naar hun mening vergunningplichtige werkzaamheden werden uitgevoerd, terwijl nog geen omgevingsvergunning was afgegeven.

2.7

Op 22 juli 2011 heeft belanghebbende een omgevingsvergunning aangevraagd voor de herbouw van de tennishal.

2.8

In de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2011 (hierna: de Tarieventabel) is in Titel 2, Hoofdstuk 2 “Omgevingsvergunning” onder meer bepaald:

“2.3.1. Bouwactiviteiten

2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief indien de bouwkosten:

(…)

2.3.1.1.3 meer dan € 750.000,- bedragen € 20.654,50 vermeerderd met 2,35% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 750.000,- te boven gaan, met een maximum van € 120.000.

Achteraf ingediende aanvraag

2.3.1.2 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit 150%

van de op grond van dat subonderdeel verschuldigde leges.”

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de heffingsambtenaar voor de heffing van leges terecht heeft aangenomen dat de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning is ingediend na aanvang van de bouwactiviteiten. Voorts is in geschil of de door belanghebbende verschuldigde leges de kosten van de door de gemeente verrichte werkzaamheden niet overschrijdt. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de heffingsambtenaar beantwoordt deze bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en vernietiging van de in rekening gebrachte leges, dan wel vermindering van de leges tot een bedrag waarbij de verhoging van 50% van het tarief niet is toegepast.

3.4

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing