Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:113, 15/00022

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:113, 15/00022

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 januari 2016
Datum publicatie
22 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:113
Formele relaties
Zaaknummer
15/00022

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Gebruik auto met Duits exportkenteken. Feitelijke beschikkingsmacht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/00022

uitspraakdatum: 12 januari 2016

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 2 december 2014, nummer AWB 14/2603, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het tijdvak 21 februari 2013 tot en met 22 september 2013 een naheffingsaanslag (met nummer [0000.00.000] .Y.3.90001) in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 818. Daarbij is voorts bij beschikking een verzuimboete van € 818 aan belanghebbende opgelegd.

1.2

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort voorts het dossier van de Rechtbank dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 22 oktober 2015 te Arnhem. Aldaar is verschenen en gehoord mr. [A] namens de Inspecteur. Belanghebbende is – zonder kennisgeving – niet ter zitting verschenen, hoewel hij daartoe bij brief van 10 september 2015 van de griffier van het Hof is uitgenodigd. Deze brief is op 10 september 2015 aangetekend naar belanghebbende verzonden naar het door hem opgegeven adres [a-straat] 29 te [Z] . Blijkens informatie van Postnl is deze brief op 14 september 2014 op het genoemde adres bezorgd en is voor ontvangst ervan getekend.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende woont in [Z] . Hij was sinds 29 juni 2012 eigenaar van een

personenauto van het merk Mercedes (hierna: de auto). De ouders en een zus van belanghebbende wonen in Duitsland.

2.2

Met het oog op de verkoop van de auto heeft belanghebbende de auto op 21 februari

2013 overgebracht naar Duitsland. Omdat de auto in Duitsland niet werd verkocht, heeft belanghebbende besloten om de auto in Nederland (her) in te voeren. Daarvoor is een tijdelijk Duits exportkenteken aangevraagd. Dit kenteken ( [YY000Y] ) was geldig tot 25 september 2013. Belanghebbende heeft de auto zelf in Duitsland opgehaald en naar Nederland gereden.

2.3

In het kader van een controle door de politie is geconstateerd dat belanghebbende op 23

september 2013 om 16.20 uur als bestuurder met de auto gebruik maakte van de openbare weg in Nederland, te weten de Beneluxlaan te Utrecht. Op dat moment was de auto voorzien van het Duitse exportkenteken. Er was geen motorrijtuigenbelasting betaald.

2.4

De Inspecteur heeft naar aanleiding van deze constatering de onderhavige naheffings-

aanslag in de motorrijtuigenbelasting aan belanghebbende opgelegd. Daarbij is voorts een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 818, zijnde 100% van de nageheven belasting. Het bezwaar daartegen van belanghebbende is door de Inspecteur ongegrond verklaard.

2.5

De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de boete in stand

gelaten. De Rechtbank is onder meer - in het spoor van de Inspecteur - ervan uitgegaan dat de auto moet worden aangemerkt als een auto waarvoor geen kenteken is opgegeven en dat belanghebbende, nu hij op 23 september 2013 met de auto gebruik maakte van de weg in Nederland, op de voet van artikel 9 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) geacht wordt over de auto de feitelijke beschikkingsmacht te hebben en aldus op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet als houder van de auto moet worden aangemerkt.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Tussen partijen is in geschil of de onderhavige naheffingsaanslag en boetebeschikking terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing