Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1159, 14/01112
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1159, 14/01112
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 februari 2016
- Datum publicatie
- 26 februari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:1159
- Zaaknummer
- 14/01112
Inhoudsindicatie
Recht van successie. Verkrijging vordering. Waardering.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/01112
uitspraakdatum: 16 februari 2016
Uitspraak van de meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 september 2014, nummer AWB 14/5292, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag recht van successie opgelegd voor een belaste verkrijging van € 27.483 (hierna: de aanslag).
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 9 september 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. drs. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met rolnummer 14/01111.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting op de voet van artikel 8:64, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht, geschorst teneinde de Inspecteur in de gelegenheid te stellen te reageren op het nader stuk van belanghebbende. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 11 november 2015 naar partijen is verzonden.
De Inspecteur heeft bij aan het Hof gerichte brief van 10 september 2015 gereageerd op het nader stuk, waarop belanghebbende bij brief van 12 oktober 2015 heeft gereageerd. Belanghebbende heeft op 15 en 16 oktober 2015 nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting hervat op 21 januari 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [C] en mr. drs. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] en mr. [D] namens de Inspecteur. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met rolnummer 14/01111.
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
[in] 2008 is [E] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster was ten tijde van haar overlijden gehuwd met [F] . Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen geboren, onder wie [G] en [H] .
[G] is [in] 2006 overleden met achterlating van twee kinderen: belanghebbende en zijn zus. In de nalatenschap van erflaatster zijn belanghebbende en haar broer ieder voor een twaalfde deel gerechtigd.
De belaste verkrijging van belanghebbende uit de nalatenschap van erflaatster is als volgt bepaald:
€ € €
Woning [a-straat] 41-22 te [I] 127.000
Bank- en spaartegoeden 3.304
Vordering [H] en diens bedrijf 725.000
Totaal bezittingen 855.304
Af: hypothecaire schuld 37.119
Saldo huwelijksgemeenschap 818.185
Huwelijksvermogensrecht (50%) 409.092
Af: begrafeniskosten 6.895
Nalatenschap 402.197
Waarvan een twaalfde 33.516
Af: vruchtgebruik 6.033
Belaste verkrijging 27.483
[J] , destijds bewindvoerder van erflaatster, heeft blijkens een proces-verbaal van 3 april 2008 van het gerechtshof Arnhem verklaard:
“Bij mijn aantreden als bewindvoerder van de echtgenote heb ik ontdekt dat het vermogen van het echtpaar is geslonken van € 1.500.000,- naar € 20.000,-. Ik ben gaan graven en heb een belangrijke geldstroom ontdekt van meer dan één miljoen van vader richting verzoeker [Hof: [H] ]. Verzoeker heeft mijn onderzoek gefrustreerd, hij weigert antwoorden te geven op mijn vragen of er sprake is geweest van een schenking of een lening van zijn vader aan hem.”
Rechtbank Zutphen heeft in haar uitspraak van 4 juni 2008, nr. 89908 - HA ZA 07-1135,
, geoordeeld dat gedaagde 1 en gedaagde 2 aan de bewindvoerder van zijn ouders dient te betalen respectievelijk € 565.979 en € 43.992. In de geanonimiseerde uitspraak treedt mr. [J] op als bewindvoerder en, gelet op de feiten, heeft deze procedure betrekking op de bewindvoerder van erflaatster en [H] en zijn vennootschap.[H] was eigenaar van [K] BV (hierna: de BV). De BV is [in] 2013 failliet verklaard. In het faillissementsverslag van 18 maart 2014 is vermeld:
“Naar het oordeel van de curator is er aan de zijde van de bestuurder van [K] B.V., de heer [H] … sprake van bestuurdersaansprakelijkheid, althans sprake van onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke crediteuren dan wel [K] B.V. De curator heeft gezien het vorenstaande in de afgelopen verslagperiode de volgende conservatoire beslagen gelegd: …”
In de uitspraak op bezwaar is het bezwaar van belanghebbende afgewezen. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is wat de waarde van de vordering op [H] en diens bedrijf (hierna: de vordering) is. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde van de vordering nihil is en de Inspecteur dat deze waarde € 725.000 bedraagt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag uitgaande van een waarde van de vordering van nihil.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.