Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1535, 15/00020

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1535, 15/00020

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 maart 2016
Datum publicatie
4 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:1535
Zaaknummer
15/00020

Inhoudsindicatie

De heffingsambtenaar maakt de voor het jaar 2014 vastgestelde WOZ-waarde van een in 1995 gebouwde twee-onder-één-kapwoning aannemelijk. Het is niet aannemelijk geworden dat de in 1995 geplaatste keuken en badkamer gedateerd zijn

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 15/00020

uitspraakdatum: 1 maart 2016

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 december 2014, nummer LEE 14/3068, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Grootegast (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 6 te [Z] (hierna: de onroerende zaak, ook wel: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2014 vastgesteld op € 197.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2014 (OZB) voor zover deze het eigenaarsgedeelte betreft vastgesteld op € 221.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 23 december 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende. De heffingsambtenaar is voor de mondelinge behandeling bij aangetekende brief van 16 december 2015 uitgenodigd. Hoewel hij de ontvangst van de uitnodiging op 17 december 2015 heeft bevestigd, is hij, zonder enig bericht van verhindering, niet verschenen.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een in 1995 gebouwde twee-onder-één-kapwoning met een aangebouwde garage van 20 m2 en een schuur. De onroerende zaak heeft een inhoud van ongeveer 400 m3 en een kaveloppervlakte van ongeveer 361 m2.

2.2

Op de schuur welke als aanhorigheid onderdeel uitmaakt van de onroerende zaak zijn zonnepanelen geplaatst.

2.3

De badkamer en de keuken zijn in 1995 geplaatst. Foto’s daarvan behoren als onderdeel van de taxatierapporten tot de gedingtukken.

2.4

In hoger beroep staat eveneens vast dat de onroerende zaak plaatselijk bekend als [b-straat] 34 te [Z] een inhoud heeft van 292 m3.

2.5

De onroerende zaak [c-straat] 15 te [Z] is op 21 december 2012 verkocht voor € 185.000.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de waarde van de woning op een te hoog bedrag is vastgesteld.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft belanghebbende ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en tot vermindering van de beschikking tot een naar een bedrag van € 175.000, onder vergoeding van de proceskosten, en tot terugbetaling van de griffierechten (Rechtbank en Hof).

3.4

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing