Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1694, 15/00598

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1694, 15/00598

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 maart 2016
Datum publicatie
11 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:1694
Formele relaties
Zaaknummer
15/00598

Inhoudsindicatie

Erfbelasting. Partnerbegrip. Strijd met art.1 Eerste protocol EVRM?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/00598

uitspraakdatum: 1 maart 2016

Uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 maart 2015, nummer AWB 14/4145, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging in het jaar 2013 van € 129.462 (hierna: de aanslag).

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een naar een belaste verkrijging van € 119.462.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 24 maart 2015 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] en mr. [B] namens de Inspecteur.

1.7

De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

[In] 2013 is [C] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster was ten tijde van haar overlijden weduwe. Zij heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt.

2.2

Belanghebbende is enig kind en krachtens wettelijk erfrecht de enig erfgenaam van erflaatster. Belanghebbende is sinds 22 augustus 1991 gehuwd met [D] . Samen hebben zij twee kinderen.

2.3

Erflaatster was laatstelijk woonachtig op het adres [a-straat] 55 te [Z] . Ze woonde op dit adres sinds 1997. Belanghebbende woont op het adres [a-straat] 53 te [Z] . Beide objecten zijn door de heffingsambtenaar van de gemeente Almelo afzonderlijk in de heffing van de onroerendezaakbelastingen betrokken. Het object 53 staat op naam van belanghebbende en het object 55 op naam van erflaatster en maakt deel uit van de nalatenschap.

2.4

De belaste verkrijging van belanghebbende uit de nalatenschap van erflaatster is als volgt bepaald:

Verkrijging € 148.997

Vrijstelling € 19.535

Belaste verkrijging € 129.462

Erfbelasting € 14.066

Tot de belaste verkrijging behoren banktegoeden van € 36.000.

2.5

Bij uitspraak op bezwaar is rekening gehouden met een lagere WOZ-waarde van de onroerende zaak, waarna de belaste verkrijging € 138.997 verminderd met € 19.535 vrijstelling, € 119.462 bedraagt en de verschuldigde erfbelasting is verminderd tot € 12.066. Belanghebbende heeft het bedrag aan erfbelasting voldaan. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende recht kan doen gelden op de partnervrijstelling als bedoeld in artikel 1a in verbinding met artikel 32, lid 1, ten vierde, onder a, van de Successiewet 1956 en, zo dat niet het geval is, of het niet verlenen van de vrijstelling in strijd komt met het recht op vrij genot van eigendom als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: 1 EP EVRM) omdat een ‘fair balance’ tussen het algemeen belang en het individuele belang ontbreekt. Belanghebbende beantwoordt de vragen bevestigend en de Inspecteur in tegenovergestelde zin.

3.2

In hoger beroep heeft belanghebbende – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Belanghebbende maakt terecht aanspraak op de partnervijstelling. Belanghebbende en haar man zijn arbeidsongeschikt en afhankelijk van AOW en WAO. Er is op die manier geen fair balance tussen het algemeen belang en het individuele belang. De belastingdruk van 8,7% vormt wel degelijk een buitensporige last. Het door de wetgever gemaakte onderscheid tussen gehuwde mantelzorgers die samenwonen met de erflatende ouder en ongehuwde mantelzorgers is ongerechtvaardigd.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot nihil, uitgaande van een belaste verkrijging van nihil.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het hoger beroep

5 Proceskosten

6 Beslissing