Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1744, 14/01104

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1744, 14/01104

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 maart 2016
Datum publicatie
11 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:1744
Formele relaties
Zaaknummer
14/01104

Inhoudsindicatie

De heffingsambtenaar heeft de juistheid van de vastgestelde waarde van de woning van belanghebbende voldoende aannemelijk gemaakt, hoewel een van de referentieobjecten als zodanig niet geschikt is. Beroep op motiveringsbeginsel verworpen.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 14/01104

uitspraakdatum: 8 maart 2016

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 september 2014, nummer LEE 13/2907, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eemsmond (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 89 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 204.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2013 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 398.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 2 september 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende. Van de zijde van de heffingsambtenaar is, zonder bericht van verhindering, niemand verschenen. De heffingsambtenaar is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij aangetekende brief van 16 december 2015 aan het adres Postbus 11 te 9980 AA Uithuizen. Blijkens informatie op de website mijnpakket.post.nl is de uitnodiging op 17 december 2015 bij de heffingsambtenaar bezorgd.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een in 1938 gebouwde vrijstaande woning met een vrijstaande garage en een aangebouwde berging. De woning heeft een inhoud van ongeveer 460 m3 en de kaveloppervlakte bedraagt ongeveer 773 m2.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de waarde in het economische verkeer van de woning per de peildatum 1 januari 2012.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank, door ten onrechte uit te gaan van de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten en de door belanghebbende in het geding gebrachte vergelijkingsobjecten onvoldoende met de woning van belanghebbende vergelijkbaar te achten, evenzeer ten onrechte heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar is geslaagd in het leveren van het van hem verlangde bewijs dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Voorts heeft de Rechtbank, aldus belanghebbende, ten onrechte verzuimd te beslissen op zijn stelling dat de uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd wegens een daaraan klevend motiveringsgebrek.

3.3

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de door hem aan de woning toegekende waarde niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer en dat hij het bewijs daarvan heeft geleverd met de door hem in het geding gebrachte gerealiseerde verkoopopbrengsten van vergelijkbare woningen.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar en vermindering van de beschikking tot naar een waarde per de peildatum van € 170.000.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing