Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1765, 15/00171 en 15/00216
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1765, 15/00171 en 15/00216
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 maart 2016
- Datum publicatie
- 18 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:1765
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:482, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00171 en 15/00216
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Kleiduivenschietsportvereniging. Eén of meer diensten?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/00171 en 15/00216
uitspraakdatum: 8 maart 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 januari 2015, nummer AWB 14/3364, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 90.239. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 7.342.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 68.756 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot € 5.564.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 januari 2015 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot € 15.496, met dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente.
Partijen hebben ieder tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Beide partijen hebben het hoger beroep van de wederpartij beantwoord met een verweerschrift.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , voorzitter en gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] , [C] en [D] , alsmede mr. [E] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [F] en [G] .
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is een kleiduivenschietsportvereniging. Belanghebbende heeft 18 ha. grond, opstallen (bestaande uit een verenigingsgebouw, werkruimten en opslagruimten) en de inrichting van negen schietbanen met in totaal circa 44 schietposten en circa 80 kleiduivenwerpmachines in eigendom.
Van de schietaccommodatie maken verschillende groepen gebruik. Deze kunnen als volgt worden onderscheiden:
- leden, verlof- en/of jachtaktehouders;
- aspirant-leden;
- gastschutters met een verlof- of jachtakte, lid van een andere kleiduivenschietvereniging (hierna: passanten);
- recreanten;
- jachtcursisten.
De leden en aspirant-leden van belanghebbende betalen een jaarlijkse contributie van € 150. Zij mogen hiervoor gebruikmaken van de schietbaanfaciliteiten. Voor 25 kleiduiven betalen leden en aspirant-leden € 6,25. Passanten betalen € 12,50 voor het gebruik van de schietaccommodatie en 25 kleiduiven. Recreanten kunnen uitsluitend een schietarrangement bij belanghebbende afnemen. Dit arrangement kost € 29,50 en bestaat uit de beschikbaarstelling van de instructiebaan, 25 kleiduiven, 25 stuks munitie, een baangeweer, verzekering en een instructeur. Recreanten mogen uitsluitend onder begeleiding van een gecertificeerd instructeur en onder stringente voorwaarden op kleiduiven schieten. Jachtcursisten betalen € 27,50 voor een schietbeurt.
Passanten mogen bij belanghebbende uitsluitend gebruikmaken van de munitie die door belanghebbende tegen betaling ter beschikking wordt gesteld. Het is hen niet toegestaan om op de schietbaan van belanghebbende met munitie te schieten die elders gekocht is. Alleen voor open wedstrijden en tijdens trainingen van topschutters wordt van deze regel afgeweken. Belanghebbende ontmoedigt haar leden om munitie te gebruiken die niet bij haar is gekocht. Circa 80% van de leden gebruikt munitie van belanghebbende op de schietbaan van belanghebbende.
De verkoop van kleiduiven vindt aldus plaats dat het aantal gewenste kleiduiven op een magnetische kaart wordt gezet. Deze magnetische kaart dient op de schietposten in het daarvoor geïnstalleerde afleesapparaat te worden gestoken, waarna kleiduiven worden afgeschoten. Deze schietkaart is uitsluitend bij belanghebbende te gebruiken. De leden en aspirant-leden kunnen grotere aantallen kleiduiven op hun kaart laten bijschrijven voor meer bezoeken aan de schietbaan. Passanten ontvangen een dagkaart die na afloop van de schietronde weer moet worden ingeleverd. Alle magneetkaarten blijven eigendom van belanghebbende.
Belanghebbende heeft in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 ten aanzien van de betaling voor de terbeschikkingstelling van munitie en kleiduiven alsmede voor de schietarrangementen voor recreanten het verlaagde omzetbelastingtarief van 6% toegepast. Over de contributies van leden en aspirant-leden is geen omzetbelasting in rekening gebracht.
Op 27 februari 2013 is de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek gestart waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 is onderzocht. Van de bevindingen van het onderzoek is een rapport opgemaakt met dagtekening 15 mei 2013. Dit rapport behoort tot de gedingstukken.
De Inspecteur heeft, op basis van de bevindingen van voormeld boekenonderzoek, het standpunt ingenomen dat het tegen betaling ter beschikking stellen van kleiduiven en munitie door belanghebbende moet worden aangemerkt als een belaste levering en dat hiervoor het algemene tarief geldt. De Inspecteur heeft de over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 verschuldigde omzetbelasting herrekend en aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting met dagtekening 29 juli 2013 opgelegd van € 90.239. Tevens is bij beschikking € 7.342 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op 11 april 2014 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en zich nader op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de recreanten sprake is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening, met als gevolg dat over de totale vergoeding het verlaagde tarief van toepassing is. Voor het overige is de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De berekening van de thans nog in geschil zijnde onderdelen van de naheffingsaanslag is in het onderzoeksrapport (samengevat) als volgt weergegeven:
Tarief |
2008 |
OB |
2009 |
OB |
2010 |
OB |
2011 |
OB |
|
Omzet schieten |
19% |
183.526 |
152.738 |
209.621 |
|||||
Omzet schieten (duiven) leden |
19% |
132.441 |
21.146 |
110.224 |
17.599 |
104.247 |
16.645 |
86.238 |
13.776 |
Omzet schieten (duiven) niet-leden |
19% |
25.542 |
4.078 |
21.257 |
3.394 |
20.105 |
3.210 |
16.640 |
2.657 |
Omzet schieten (duiven) niet-leden |
6% |
25.542 |
1.446 |
21.257 |
1.203 |
20.105 |
1.138 |
16.640 |
942 |
Omzet munitie |
19% |
65.164 |
10.404 |
53.935 |
8.612 |
De Rechtbank heeft geoordeeld dat op de verstrekking van kleiduiven aan leden en niet-leden het verlaagde tarief van 6% van toepassing is. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag als volgt verminderd. De omzetbelasting ter zake van de omzet schieten voor leden is berekend door de in de onder 2.10 opgenomen tabel vermelde omzet te vermenigvuldigen met 6/106 in plaats van 19/119. De omzetbelasting is vastgesteld op achtereenvolgens € 7.496, € 6.239, € 5.900 en € 4.881. Dit heeft geleid tot verminderingen van achtereenvolgens € 13.650 voor 2008, € 11.360 voor 2009, € 10.745 voor 2010 en € 8.895 voor 2011. In totaal bedraagt de vermindering op dit onderdeel € 44.650.
Aangezien op de omzet niet-leden reeds voor de helft het tarief van 6% was toegepast, is voor de andere helft bij de bedragen uit de tabel aangesloten, derhalve achtereenvolgens € 1.446, € 1.203, € 1.138 en € 942. Dit heeft geleid tot verminderingen van achtereenvolgens € 2.632 voor 2008, € 2.191 voor 2009, € 2.072 voor 2010 en € 1.715 voor 2011. In totaal bedraagt de vermindering op dit onderdeel € 8.610.
Na vermindering van de naheffingsaanslag van € 68.756 zoals die na bezwaar bestond met de hiervoor genoemde totaalbedragen, resteert een naheffingsaanslag van € 15.496.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de prestaties die belanghebbende verleent, één dienst vormen voor de heffing van omzetbelasting (standpunt belanghebbende) dan wel dienen te worden gesplitst in de elementen toegang, kleiduiven en munitie (standpunt Inspecteur). Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding of op schadevergoeding. Ter zitting heeft belanghebbende het beroep op het gelijkheidsbeginsel ingetrokken. De prestaties die belanghebbende verricht ten behoeve van de recreanten en de jachtcursisten zijn niet in geschil.
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de vrijstelling van artikel 132, lid 1, sub m, Btw-Richtlijn van toepassing is op al haar aan leden en niet-leden verrichte prestaties (met uitzondering van de kantine-omzet). Belanghebbende beroept zich op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, C-495/12 (Bridport and West Dorset Golf Club Limited), hierna: het arrest Bridport. De verstrekking van kleiduiven en munitie kan niet los worden gezien van het gebruik van de schietfaciliteiten van belanghebbende en het geheel is aan te merken als een dienst die nauw samenhangt met de beoefening van sport. Belanghebbende heeft geen winstoogmerk en treedt niet in concurrentie met derden, zodat aan alle voorwaarden wordt voldaan. De vrijstelling strekt zich mede uit naar de diensten die belanghebbende voor niet-leden verricht (het arrest Bridport). Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de verstrekking van kleiduiven en munitie aan het verlaagde tarief is onderworpen. Deze prestatie is aan te merken als het gelegenheid geven tot sportbeoefening, een dienst, en niet als de levering van goederen. Voorts verzoekt belanghebbende om een integrale vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor accountancy en advies, hetzij als proceskostenvergoeding dan wel als schadevergoeding.
De Inspecteur stelt zich primair op het standpunt dat de verstrekking van kleiduiven en munitie aan het algemene tarief is onderworpen. Deze prestaties zijn zelfstandig en gaan niet op in de vrijgestelde diensten die belanghebbende aan de (aspirant)leden verleent. De omzet die is behaald met de verkoop van dagkaarten aan passanten dient te worden gesplitst in 50% belast met het verlaagde tarief (gebruik van de schietfaciliteiten) en 50% belast met het algemene tarief (verkoop van kleiduiven en munitie). Indien en voor zover de prestaties van belanghebbende als één vrijgestelde dienst worden beschouwd, bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting. Hiermee dient nog rekening te worden gehouden bij het berekenen van de naheffingsaanslag. Subsidiair stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat 6% omzetbelasting is verschuldigd uit de contributie, indien het subsidiaire standpunt van belanghebbende wordt gevolgd. De Rechtbank heeft hiermee ten onrechte geen rekening gehouden. De Inspecteur ziet geen aanleiding voor een (integrale) proceskosten- of schadevergoeding. Er is zorgvuldig en niet tegen beter weten in gehandeld.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende verzoekt het Hof om een oordeel te geven over de omzetbelastinggevolgen van al haar prestaties, ongeacht de invloed op de hoogte van de naheffingsaanslag en de heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.