Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:183, 14/00287, 14/00288 en 14/00302

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:183, 14/00287, 14/00288 en 14/00302

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 januari 2016
Datum publicatie
22 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:183
Zaaknummer
14/00287, 14/00288 en 14/00302

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Vereiste aangifte niet gedaan. Omkering en verzwaring bewijslast. Redelijke schatting? Feitelijk bestuurder van vennootschap?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00287, 14/00288 en 14/00302

uitspraakdatum: 12 januari 2016

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 februari 2014, nummer AWB 12/413 en 12/414, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.000. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 4.662. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 16.963.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.000. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 3.280. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 15.715.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2007 en de daarbij vastgestelde heffingsrente- en boetebeschikking heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.4

Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2008 en de daarbij vastgestelde heffingsrente- en boetebeschikking heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de daarbij vastgestelde beschikkingen gehandhaafd.

1.5

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 13 februari 2014 ongegrond verklaard voor zover dit is gericht tegen de aanslag IB/PVV 2007 en de daarbij vastgestelde heffingsrentebeschikking, gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de boetebeschikking en de boete verminderd met 35%. De Rechtbank heeft voorts het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2008 en de daarbij vastgestelde heffingsrente- en boetebeschikking, gegrond verklaard, de aanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.786, de heffingsrentebeschikking en de boete dienovereenkomstig verminderd en de boete vervolgens verminderd met 15%.

1.6

Belanghebbende en de Inspecteur hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2015 te Arnhem, waarbij tegelijkertijd de zaken met de nummers 14/00289, 14/00290 en 14/00291 zijn behandeld. Daarbij is verschenen en gehoord mr. [A] , namens de Inspecteur. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn met schriftelijke kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft [in] 1999 [B] bv opgericht. Zijn broer, [C] , heeft per dezelfde datum [D] bv opgericht. [B] bv en [D] bv hebben gezamenlijk [E] bv (hierna: [E] ) opgericht.

2.2

[E] vormt als moedermaatschappij een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting samen met haar dochtermaatschappijen [F] bv, [G] bv, [H] bv en [I] bv. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het in- en verkopen van kip(producten), lams- en schapenvlees.

2.3

Sinds 14 september 2004 is [J] , woonachtig in [K] , Verenigd Koninkrijk, enig aandeelhouder van [B] bv en [D] bv. Hij is sinds die datum tevens enig bestuurder van beide vennootschappen.

2.4

Tot de gedingstukken behoort een overeenkomst van geldlening, gedagtekend 1 augustus 2007, waarin is vermeld dat [B] bv aan belanghebbende een lening heeft verstrekt ten bedrage van € 203.000 voor een periode van 10 jaren tegen een rente van 4% per jaar. In een overeenkomst van geldlening, gedagtekend 8 januari 2009, is vermeld dat het ter leen gegeven bedrag is verhoogd tot € 334.000.

2.5

In een rapport van 15 februari 2008 van een bezoek van de Inspecteur op 18 december 2007 en 22 januari 2008 bij [F] bv is vastgelegd dat onder meer belanghebbende op 18 december 2007 werkzaam is aangetroffen.

2.6

In een memo voor intern gebruik van de accountant van [E] ter zake de jaarrekening 2007 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“Bestuurder en enig aandeelhouder van [E] bv is de heer [J] (…). Feitelijke bestuurders van de onderneming zijn de broers [X en C] (…).”

2.7

Belanghebbende heeft op 19 oktober 2008 een aangifte IB/PVV over het jaar 2007 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil.

2.8

De Arbeidsinspectie en de Vreemdelingendienst hebben op 27 april 2009 een controle gehouden bij [E] . Hierbij hebben zij 10 personen werkend aangetroffen, die niet legaal in Nederland verbleven. Naar aanleiding hiervan zijn verhoren door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, Regio Noord-Oost, kantoor Arnhem afgenomen.

2.9

In het proces-verbaal van het verhoor van getuige [L] is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“De kasstroom van het bedrijf werd door mij gevoerd via het bankboek en de bankafschriften. De pin-opnamen werden geboekt onder privé opname. Dit betrof soms opnames van meerdere duizenden euro’s. Ik heb van elke contante opname de verantwoording gevraagd om die in het bankboek te kunnen verwerken. Door [C] of [X] werd dan aangegeven dat het een privé-opname was. (…)

In het bedrijf is de dagelijkse leiding in handen van [C] en [X] . De man uit Engeland genaamd [J] stuurde deze twee personen aan. Met betrekking tot deze laatste persoon wil ik aangeven dat ik deze in het bedrijf bijna nooit zie of spreek. (…) Ik wil opmerken dat [M] naar mijn mening niet zoveel bijdraagt aan de besluitvorming in het bedrijf. Zijn rol is het bijstaan van zijn zoons met raad en daad. (…)

De gebroeders hielden er wel een royale levensstijl op na, waar ik die opnames in kon plaatsen. (…)

De contracten werden getekend door [C] of [X] .”

2.10

In het proces-verbaal ter zake van het verhoor van getuige [N] is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Wat is de functie van [X] ?

“ [X] is een technische man, hij hield zicht bezig met de machines. Hij hield zich bezig met kruiden en de haccp en iso.” (…)

Wat krijgen [C] en [X] aan loonbetalingen?

“Vroeger kreeg [C] ongeveer 900 netto. [X] kreeg ongeveer 2500 euro netto. Dit is van voor 2007. Volgens mij krijgen ze beide ongeveer 2500 euro netto.”

Krijgen [C] en [X] daarnaast nog andere betalingen?

“Ik weet dat er betalingen vanuit [E] betalingen worden gedaan voor zijn hypotheek en zijn gas en licht. Deze werden geboekt op de grootboekkaart van [B] b.v. Er is ook nog een grootboekkaart op naam van [X] . Daar werden ook bedragen op geboekt. Het is een keuze van [C] en [X] om het zo te regelen.” (…)

Bij wie gaat u te rade bij [E] als u iets moet weten over gegevens die aan de accountant moeten worden doorgegeven?

“ Ik vraag dat dan aan de broers, [X] en [C] en eventueel aan iemand anders die dat zou kunnen weten.”

2.11

Ter zake van het verhoor van verdachte [C] is, voor zover van belang, het volgende opgenomen in het proces-verbaal:

Vraag:

(…)

Wie heeft de dagelijkse leiding?

Dat ben ik.

En uw broer?

Nee, die is meer van de technische kant, de machines en dergelijke. (…)

Vraag:

Hoeveel personeel had het bedrijf [E] in dienst op het moment van de controle actie op 27 april 2009?

Dat waren drie mensen, maar met het kantoor erbij waren dat er vijf. Mijn broer en ik erbij dan kom je op zeven. (…)

Vraag:

Er wordt verklaard dat u binnen het bedrijf [E] samen met uw broer [X] de dagelijkse leiding voert. (…)

Dat is wel correct, alleen meer door mij dan door mijn broer. Hij heeft wat meer te zeggen over de technische kant van de zaak.”

2.12

Belanghebbende heeft als verdachte tijdens het verhoor onder meer het volgende verklaard:

“Ik ben per 2005 uit het bedrijf gestapt, meneer [J] heeft toen het bedrijf overgenomen. Ik ben uit het bedrijf gestapt, omdat ik me lichamelijk niet goed voelde en ik in een scheiding lag. Ik heb toen wel voorgesteld dat ik in het bedrijf blijf om de machines te onderhouden. Ik ben meer van de technische kant. Ik doe verder niets in het bedrijf. Ik doe geen verkoop, inkoop en dat soort dergelijke dingen. Ik leg de mensen wel uit hoe je met de machines moet werken. (…) Als je de machines goed op de rit hebt dan ben je in een paar uurtjes per dag klaar. Ik werk daar 4 dagen in de week op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag.” (…)

“Ik ben onderhoudsmonteur binnen [E] bv Ik werk daar 4 dagen, ik begin om 9.00 a 10.00 uur. Ik ben daar gemiddeld 7 a 8 uur aanwezig.”

Omschrijf uw werkzaamheden eens?

“Ik doe het onderhoud van alle machines die bij [E] staan. Dat zijn de enige werkzaamheden die ik daar doe. Ik krijg 2500 euro betaald voor mijn werkzaamheden, dit is mondeling zo geregeld met de boekhouder.”

2.13

Belanghebbende heeft op 16 maart 2010 een aangifte IB/PVV over het jaar 2008 ingediend, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.631.

2.14

Op 24 maart 2010 is toestemming verkregen van de Officier van Justitie om de administratie van [E] en de getuigen- en verdachtenverklaringen te gebruiken.

2.15

Tot de stukken van het geding behoort een inkomensverklaring, die op 28 mei 2008 door [C] en hypotheekadviseur [O] bv is ondertekend. In de inkomensverklaring is opgenomen dat [C] voornemens is een hypothecaire lening aan te gaan van € 369.000 met [P] bv te [Q] en dat hij een vast en bestendig jaarinkomen uit onderneming ontvangt van € 85.000. In een akte van hypotheek, opgemaakt op 14 juli 2008, is vastgelegd dat [C] een bedrag van € 355.500 ter leen heeft ontvangen van [P] bv.

2.16

De Inspecteur heeft bij brief van 23 juni 2010 belanghebbende verzocht een reactie te geven op de constatering dat belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV over 2007 en 2008 een loon van respectievelijk nihil en € 7.631 heeft aangegeven, terwijl gegevens van de Inspecteur erop wijzen dat een hoger zakelijk loon eerder voor de hand ligt.

2.17

Bij brief van 29 oktober 2010, en aanvullend hierop bij brief van 9 november 2010, heeft de Inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om het inkomen uit werk en woning over 2007 en 2008 te corrigeren tot een belastbaar inkomen van € 85.000. Voorts heeft de Inspecteur medegedeeld dat naar zijn mening de vereiste aangiften niet zijn gedaan en hij voornemens is om vergrijpboeten op te leggen.

2.18

Aan belanghebbende is met dagtekening 31 december 2010 een aanslag IB/PVV opgelegd over het jaar 2007 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.000.

2.19

De Inspecteur heeft op 24 februari 2011 een brief met dagtekening 23 februari 2011 van belanghebbende ontvangen. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“In aanvulling op mijn schrijven d.d. 8 februari jl. (kopie bijgaand), waarin ik verzocht mij een uitstel voor het indienen van de gronden van bezwaar tot 1 maart 2011 te verlenen, verzoek ik u thans, daar ik nog niet over alle benodigde bescheiden beschik, mij een nader uitstel te willen verlenen tot 1 april 2011.”

2.20

De Inspecteur heeft deze brief opgevat als bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde aanslag IB/PVV 2007.

2.21

In de door belanghebbende bijgevoegde brief met dagtekening 8 februari 2011 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Namens in aanhef genoemde cliënt maak ik pro-forma bezwaar tegen de bovenvermelde, aan cliënt opgelegde, aanslag.

De gronden van het bezwaar kan ik thans nog niet doen toekomen, doordat ik thans doende ben om de benodigde gegevens te verzamelen die van belang zijn om de gronden van het bezwaar aan te voeren. Ik verzoek u, namens belanghebbende, mij uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar te verlenen tot 1 maart 2010.”

2.22

Aan belanghebbende is met dagtekening 25 juni 2011 een aanslag IB/PVV opgelegd over het jaar 2008 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.000. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 26 juli 2011 bezwaar gemaakt.

2.23

De Inspecteur heeft op 22 december 2011 het bezwaar van belanghebbende ten aanzien van de aanslag IB/PVV over 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Voorts heeft de Inspecteur op 22 december 2011 het bezwaar van belanghebbende ten aanzien van de aanslag IB/PVV over 2008 ongegrond verklaard.

2.24

Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van de secretaresse van de gemachtigde van belanghebbende, [R] , opgemaakt op 30 oktober 2013, waarin het volgende, voor zover van belang, is opgenomen:

“dat ik de brieven d.d. 1, 8 en 10 februari 2011 inzake respectievelijk:

(…),

[X] (bezwaar tegen aanslagnummer [0000.00.000] .H76 en 1H86)

(…)

Aan de Belastingdienst Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht de volgende handelingen heb verricht:

 mr. [S] de door hem geschreven “romp” van deze brieven aan mij heeft verstrekt;

 vervolgens heb ik deze “romp” in drie verschillende brieven verder uitgewerkt;

 vervolgens zijn door mij de originele exemplaren van deze brieven uitgeprint en per opdracht, ondertekend;

 vervolgens zijn deze brieven door mij in de enveloppen gedaan;

 vervolgens zijn deze poststukken door mij gefrankeerd;

 daarna zijn deze poststukken door mij aan een college overhandigd; dit is een dagelijkse handeling op ons kantoor;

 vervolgens heeft deze collega de poststukken meegenomen en ter post bezorgd.

In mijn systeem zijn hieromtrent geen ongeregeldheden geconstateerd. Daarnaast zijn door mij geen ongeregeldheden geconstateerd ten aanzien van de postbezorging, zoals bijvoorbeeld het retour ontvangen van deze poststukken.”

2.25

Voorts behoort tot de stukken van het geding een verklaring van [T] , opgemaakt op 30 oktober 2013, waarin het volgende, voor zover van belang, is opgenomen:

“Hierdoor verklaar ik, [T] , medewerker bij B&J Belastingadaviseurs dat ik dagelijks de poststukken ontvang van mevrouw [R] om deze poststukken vervolgens in de postbus te deponeren, zo ook op 1, 8 en 10 februari 2011.”

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2007 en of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2008 het inkomen uit arbeid van belanghebbende terecht op € 85.000 heeft geschat. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot terugwijzing naar de Rechtbank.

3.4

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de aanslag IB/PVV 2008, ongegrond verklaring van het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2008 en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing