Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2292, 15/00779

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2292, 15/00779

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 maart 2016
Datum publicatie
1 april 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:2292
Zaaknummer
15/00779

Inhoudsindicatie

Uitspraak op verzet. Hoger beroep terecht kennelijk niet-ontvankelijk? Ontbreken motivering.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/00779

uitspraakdatum: 22 maart 2016

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het verzet van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak na toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht van de derde enkelvoudige belastingkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2015, nummer AWB 15/00779 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 mei 2014, nr. AWB 14/4279, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd over het jaar 2012. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht en is een verzuimboete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en beschikkingen. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslag en beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Bij uitspraak van 30 september 2014 heeft de Rechtbank na toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende is tegen die uitspraak in verzet gekomen, welk verzet door de Rechtbank bij uitspraak van 16 december 2014 gegrond is verklaard. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 26 mei 2015 de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 24 november 2015 heeft het Hof na toepassing van artikel 8:54 van de Awb het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak is belanghebbende in verzet gekomen

1.5.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016 te Arnhem. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde [A] .

1.7.

Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Namens belanghebbende is door de gemachtigde [A] bij brief van 6 juli 2015, bij het Hof binnengekomen op 7 juli 2015, hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de Rechtbank van 26 mei 2015. In deze brief staat het volgende.

“Geachte heer e/o mevrouw,

Bijgesloten laten wij u een voorlopig beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland tegen de beslissing op bezwaar namens onze cliënte de besloten vennootschap [X] BV. uit [Z] toekomen met het verzoek deze ter beoordeling aan uw Hof te willen voorleggen.

Dit voorlopige beroepschrift richt zich in de basis tegen de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Enschede.

De reden van dit voorlopige beroepschrift is gelegen in het feit, dat ondergetekende/gemachtigde te kampen heeft met gezondheidsproblemen, waardoor het hoger beroepschrift niet binnen de wettige termijn nader kan worden gemotiveerd.

Wij zouden u derhalve dan ook erkentelijk zijn, wanneer u op grond van bovengenoemde gezondheidsredenen met de tijdsbepaling voor het indienen van de motivering en aanvullende gronden van dit beroepschrift rekening zou willen houden.”

Bij deze brief is als bijlage gevoegd een voorlopige beroepschrift. In deze brief staat het volgende.

Voorlopig beroepschrift

Edelgrootachtbaar College,

De besloten vennootschap [X] BV., voorheen gevestigd te [Z] aan de [a-straat] 59, in deze zaak domicilie gekozen hebbende te [Z] , [b-straat] 65 ten kantore van [B] BV., welke ten deze tot gemachtigde wordt gesteld, geeft eerbiedig te kennen:

Door de Rechtbank Gelderland is met dagtekening 26 mei 2015 uitspraak gedaan op het namens belanghebbende ingediende beroepschrift tegen de beslissing op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Enschede.

Voor de goede orde is van de uitspraak van de Rechtbank een kopie bij dit voorlopige beroepschrift gevoegd.

Belanghebbende kan zich met deze uitspraak niet verenigen, waardoor zij derhalve in hoger beroep wenst te komen bij uw Hof.

Om de ontvankelijkheid van het beroepschrift te waarborgen, stelt belanghebbende reeds nu voorlopig hoger beroep in tegen de bovengenoemde uitspraak.

Belanghebbende wenst de nader aan te voeren gronden en berekeningen waarop dit beroep steunt en waarop zij uw Hof verzoekt de uitspraken van de Rechtbank en van de inspecteur te vernietigen, in een nader door uw Hof te bepalen termijn aan uw Hof te laten toekomen.

Op grond van het bovenstaande, verzoekt belanghebbende uw Hof dan ook, om ter zijner tijd op nader aan te voeren gronden, de beslissing van de Rechtbank en van de inspecteur waartegen dit beroep zich richt, te vernietigen en de bovengenoemde uitspraak en beslissing overeenkomstig de in het aanvullende beroepschrift vervatte gronden te herzien.”

2.2.

Bij brief van 10 augustus aan de gemachtigde van belanghebbende is door de griffier van dit Hof verzocht de gronden van het beroep uiterlijk 7 september 2015 in te zenden. Daarbij is vermeld dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het verzuim niet uiterlijk 7 september 2015 is hersteld.

2.3.

Bij aangetekende brief van 14 september 2015 is de gemachtigde van belanghebbende verzocht de gronden van het beroep aan te vullen voor 28 september 2015. Ook in deze brief is vermeld dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het verzuim niet tijdig is hersteld. Op 15 september 2015 is met betrekking tot dit schrijven voor ontvangst getekend door “ [A] ”.

2.4.

De gemachtigde heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid het hoger beroepschrift voor 28 september 2015 aan te vullen. Het Hof heeft naar aanleiding hiervan het hoger beroep na toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard.

2.5.

Bij schrijven van 2 januari 2016 heeft de gemachtigde van belanghebbende verzet aangetekend tegen deze uitspraak van dit Hof. Als verzetsgrond voert belanghebbende het volgende aan.

Nadere gronden van het verzet

1. De door diverse omstandigheden en gebeurtenissen opnieuw opspelende psychische gezondheidsproblemen van gemachtigde en de vervolgens door de geneeskundigen voorgeschreven rust- en herstelperioden vanaf medio augustus, ben ik als gemachtigde van belanghebbende tot mijn spijt niet in de gelegenheid geweest om met name aan het herstel van het verzuim voor dit hoger beroep tijdig gevolg te geven.

Aangezien ik als gemachtigde slechts de enige werknemer van [B] BV. ben, kon voor dit ziekteverzuim geen vervangende voorziening worden getroffen.

Op grond van dit voorgaande argument, is belanghebbende naar mijn mening dan ook verschoonbaar in gebreke gebleven.”

2.6.

Bij brief van 5 februari 2016 heeft de gemachtigde een verklaring overgelegd van [C] , energetisch therapeut/natuurgeneeskundige. In deze verklaring staat het volgende.

“Ten gevolge van wederom sterk toenemende spanningsklachten, heb ik in samenspraak met uw complementaire arts, u eind augustus 2015 ten behoeve van uw gezondheid dringend geadviseerd uw werkzaamheden per direct op te schorten voor een meer gerichte rust- en ontspanningsperiode.”

3 Beoordeling

3.1.

Naar het oordeel van het Hof bevat noch de in onderdeel 2.1. aangehaalde brief van 6 juli 2015, noch het als bijlage bij deze brief gevoegde voorlopige beroepschrift met dezelfde datum (eveneens weergegeven in onderdeel 2.1), gronden van het beroep als bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van de Awb. Het Hof is verder van oordeel dat de termijn die het Hof heeft gesteld om het verzuim te herstellen in beginsel redelijk is.

3.2.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting erkend dat hij – als hij zelf daartoe niet in staat was er zorg voor had kunnen dragen dat iemand anders, bijvoorbeeld zijn echtgenote of belanghebbende het Hof op de hoogte had kunnen brengen van het feit dat hij niet de gronden van het hoger beroep kon aanvullen binnen de daartoe door het Hof gestelde termijn, dan wel dat iemand het Hof had kunnen verzoeken om uitstel van de termijn waarbinnen de gronden dienden te worden aangevuld. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat de gemachtigde van belanghebbende vanaf 28 september 2015 in verzuim is geweest. De verklaring van de energetisch therapeut/natuurgeneeskundige [C] kan aan dit oordeel niet afdoen, nu belanghebbende zelf heeft verklaard dat hij de hierboven vermelde maatregelen had kunnen treffen. Naar het oordeel van het Hof komt het stilzitten van de gemachtigde voor risico van belanghebbende. Het hoger beroep is dan ook terecht beoordeeld als kennelijk niet-ontvankelijk.

Conclusie

Het verzet is ongegrond.

4 Kosten

5 Beslissing