Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2471, 15/00415
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2471, 15/00415
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 maart 2016
- Datum publicatie
- 8 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:2471
- Zaaknummer
- 15/00415
Inhoudsindicatie
Leges. Legalisaties van appartementen. Aanvraag ingediend voor omgevingsvergunning? Bewijs.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00415
uitspraakdatum: 30 maart 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 maart 2015, nummer UTR 13/3769, in het geding tussen heffingsambtenaar en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een bedrag van € 510 aan leges in rekening gebracht.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bedrag aan leges gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 13 maart 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en het in rekening gebrachte bedrag aan leges vernietigd.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] , alsmede mr. [C] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] 355 te [D] (hierna: de onroerende zaak). Belanghebbende heeft de onroerende zaak ongeveer 40 jaar geleden gekocht van een dierenarts, die op de benedenverdieping praktijk hield, op de bovenverdieping woonde en de zolderverdieping verhuurde.
Belanghebbende heeft op de benedenverdieping een tandartspraktijk. Belanghebbende verhuurt op de bovenverdieping en de zolderverdieping van de onroerende zaak in totaal drie aparte wooneenheden.
In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een afschrift van een ingevuld ‘Aanvraagformulier Legalisatie Omgevingsvergunning appartementen vóór 2003’ overgelegd. Het formulier is op 26 november 2012 ondertekend door belanghebbende en zijn echtgenote. De meeste vragen op het formulier zijn beantwoord met de afkorting: “n.v.t.”.
Op 28 februari 2013 is de aanslag leges opgelegd. De leges zijn op de voet van onderdeel 2.3.1.1 van de Tarieventabel 2011, als onderdeel behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2012 van de gemeente Hilversum (hierna: de Verordening) vastgesteld op 3,4% van de bouwkosten exclusief btw. De bouwkosten zijn geschat op € 5.000 per gerealiseerde wooneenheid, dus in totaal € 15.000. Tegen de aanslag is tijdig bezwaar gemaakt.
De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is 4 juni 2013.
Vanwege het uitblijven van een betaling heeft de heffingsambtenaar een aanmaning aan belanghebbende gestuurd. De dagtekening van de aanmaning is 14 juni 2013.
Op 28 juni 2013 is de uitspraak op bezwaar na telefonisch verzoek per e-mail aan de gemachtigde van belanghebbende gezonden.
Het beroepschrift heeft dagtekening 24 juli 2013 en is op 26 juli 2013 door de griffie van de Rechtbank ontvangen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is primair of de Rechtbank het beroep terecht ontvankelijk heeft verklaard. Subsidiair is in geschil of belanghebbende een aanvraag heeft gedaan voor een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
De heffingsambtenaar stelt zich primair op het standpunt dat de Rechtbank het beroep ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak op bezwaar is op 4 juni 2013 ter post bezorgd en één dag of hooguit twee dagen later bij de gemachtigde van belanghebbende bezorgd. [C] heeft de uitspraak op bezwaar op 4 juni 2013 zelf in de postkamer van zijn kantoor afgegeven. Aldaar afgegeven stukken worden dezelfde dag verzonden. Tijdens een gesprek op 6 december 2013 heeft belanghebbendes gemachtigde bevestigd dat hij in de maanden juni, juli en augustus 2013 in het buitenland zat. Dit verklaart waarom de ontvangst van de uitspraak op bezwaar van 4 juni 2013 onopgemerkt is gebleven, aldus de heffingsambtenaar. In ieder geval was de uitspraak op bezwaar op 28 juni 2013 bekend bij belanghebbende en zijn gemachtigde. Er had dus tijdig binnen de zeswekentermijn beroep kunnen worden ingesteld, desnoods pro forma. De heffingsambtenaar stelt zich subsidiair op het standpunt dat belanghebbende een aanvraag heeft ingediend voor een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo die in behandeling is genomen. De aanslag is dan ook terecht opgelegd.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de heffingsambtenaar niet heeft aangetoond dat de uitspraak op bezwaar is verzonden. Een derde, AK-Administratie, registreert de binnenkomende post van het kantoor van de gemachtigde, scant deze en mailt deze zo nodig door vanwege de veelvuldige en langdurige reizen van de gemachtigde in het buitenland. Het is de ervaring van de gemachtigde dat de postbezorging door PostNL de laatste tijd te wensen overlaat. Ook de interne postbezorging binnen de gemeente Hilversum is niet op orde, zo blijkt uit een recente ervaring. Pas na ontvangst van de aanmaning door belanghebbende heeft de gemachtigde contact opgenomen met de heffingsambtenaar om te informeren naar de reden van de hervatte invordering. De heffingsambtenaar heeft op geen enkele wijze aangetoond dat de uitspraak op bezwaar op 4 juni 2013 is verzonden, laat staan aangekomen is. De beroepstermijn is derhalve eerst gaan lopen na ontvangst van een digitale kopie van de uitspraak op bezwaar op 28 juni 2013. Het beroepschrift is binnen de termijn bij de Rechtbank ingediend. Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat hij geen aanvraag heeft gedaan voor een omgevingsvergunning. De vragen die betrekking hebben op de activiteit ‘bouwen’ zijn beantwoord met ‘n.v.t.’. Er kunnen geen leges in rekening worden gebracht voor de legalisering van een verbouwing die lang geleden plaatsvond. De verdeling in aparte wooneenheden is kort na de oorlog op instigatie van de gemeente gebeurd, als gevolg van de woningnood.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van het beroep.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot toekenning van een proceskostenvergoeding voor de hogerberoepsfase.