Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2512, 15/00719
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2512, 15/00719
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 maart 2016
- Datum publicatie
- 8 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:2512
- Zaaknummer
- 15/00719
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning. Gemeente slaagt niet in bewijslast, belastingplichtige wel.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00719
uitspraakdatum: 22 maart 2016
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2015, nummer UTR 14/7822, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 521A te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2014 per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, vastgesteld op € 643.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 550.000.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 14 april 2015 gegrond verklaard voor zover dat was gericht tegen de bij uitspraak op bezwaar vastgestelde vergoeding van de kosten. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als belanghebbendes gemachtigde, alsmede mr. [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C] (hierna ook: de taxateur).
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De onroerende zaak is een gedeelte van een voormalige boerderij uit ongeveer 1900 met twee bergingen. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 260 m², een inhoud van 612 m³ en is gelegen op een perceel van 1.490 m². Het pand is gelegen in de polder “ [D] ”, in het buitengebied.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2013 en de omvang van de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar en vermindering van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot € 408.000.