Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:277, 15/00174

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:277, 15/00174

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 januari 2016
Datum publicatie
29 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:277
Formele relaties
Zaaknummer
15/00174

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Verlies op lening aan vennootschap. Bodemlozeputlening? Onzakelijke lening? Nog geen aandeelhoudersband.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/00174

uitspraakdatum: 19 januari 2016

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 januari 2015, nummer AWB 14/2997, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd voor het jaar 2011, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.552 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van negatief € 560. Tevens is bij beschikking € 1.415 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar bovenstaande aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.152 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van negatief € 270.560. De beschikking heffingsrente is verminderd tot € 830.

1.3.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 13 januari 2015 de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft bij conclusie van repliek gereageerd op het verweer en het incidenteel hoger beroep. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2015 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [B] , bijgestaan door drs. [C] en [D] .

1.7.

Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is van september 2002 tot begin 2010 als financieel-directeur in dienstbetrekking geweest bij [E] B.V. (hierna: [E] ).

2.2

De activiteiten van [E] bestonden uit het ontwerp, de productie en de verkoop van winkelinrichtingen en kantoormeubilair. Deze activiteiten waren verliesgevend. In 2001 is [E] failliet gegaan. In 2002 heeft [E] een doorstart gemaakt. Na de doorstart kwamen de aandelen van [E] in handen van [F] B.V. (hierna: [F] ), later [E] Holding B.V. (hierna: [E] Holding) genaamd. De aandelen van [E] Holding waren in handen van [G] B.V. (hierna: [G] ).

2.3

Ook in de jaren na de doorstart is [E] veelal verliesgevend. [E] betaalt geen huur voor de onroerende zaken die eigendom zijn van [G] .

2.4

Eind 2007 verwerft [E] een grote opdracht van [H] voor de inrichting van de winkels van [H] . Om deze opdracht te kunnen vervullen heeft [E] een voorraad opgebouwd. Hoewel een afnamegarantie met [H] overeen was gekomen ontstond met [H] een juridisch geschil over de afname van de voorraad.

2.5

Eind 2008 ontstond (extra) financieringsbehoefte bij [E] . In een brief van 6 november 2008 schrijft de (toenmalige) gemachtigde van belanghebbende aan de Inspecteur:

“Recentelijk heeft de directie van [E] te kennen gegeven het aandelen belang in de onderneming van [G] over te willen nemen. Het betreft hier de heren [I] (algemeen directeur), [X] (financieel directeur) en [J] (commercieel directeur). (...).”

2.6

In een brief van 12 december 2008 schrijft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende:

“Zoals aangegeven zullen de vorderingen en rentebetalingen in de aangiften van belanghebbenden worden gekwalificeerd als behorende tot Box 1. Door [F] zal de rente betaling als aftrekbaar worden beschouwd. Concreet betekent dit dat de drie directieleden de ontvangen rente onder aftrek van de betaalde rente zullen aangeven in Box 1.

Door u wordt het standpunt ingenomen dat de geldverstrekkingen door het management aan [F] zijn te beschouwen als informeel kapitaal. Concreet betekent dit dat naar uw standpunt de ontvangen rente onder aftrek van de betaalde rente wordt aangegeven in Box 2. Voorts is naar uw opvatting de rente over bedoelde financiering niet aftrekbaar bij [F] .

Door betrokkenen zullen de aangiften worden ingediend in overeenstemming met mijn standpunt. Vervolgens kan dan een nadere fiscale discussie plaatsvinden over de verschillende standpunten.

Graag ontvang ik uw bevestiging dat u met het vorenstaande akkoord gaat.”

Deze brief is namens de Inspecteur door mr. [B] voor akkoord getekend.

2.7

Op 24 december 2008 wordt tussen de aandeelhouders van [G] en belanghebbende, [J] (hierna: [J] ) en [I] (hierna: [I] ) een raamovereenkomst (hierna: de raamovereenkomst) gesloten. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

Partijen nemen in aanmerking:

- dat [G] enig aandeelhouder is van [F] , welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder is van [E] (...);

- (...)

- dat [G] per heden vorderingen heeft op [F] en/of [E] tot een totaal bedrag van circa

€ 3.600.000;

- dat partijen overleg hebben gevoerd over een herfinanciering van [F] in die zin [I] , [X] en [J] ieder voor 1/9 gedeelte zullen toetreden als aandeelhouders van [F] en aan deze vennootschap ieder een geldlening zullen verstrekken van € 300.000;

- dat [F] van haar vordering op [E] € 2.700.000 zal omzetten in agio;

- dat dit overleg tot overeenstemming tussen partijen heeft geleid; welke overeenstemming partijen in de onderhavige overeenkomst wensen vast te leggen.

Partijen komen overeen als volgt:

(...)

3 (…)

Hierna zat het geplaatste aandelenkapitaal ad € 45.603 derhalve als volgt zijn verdeeld:

- [G] 30.402 aandelen van € 1

- [I] 5.067 aandelen van € 1

- [X] 5.067 aandelen van € 1

- [J] 5.067 aandelen van € 1

4 [I] , [X] en [J] hebben ieder aan [F] onder de voorwaarden zoals opgenomen in aangehechte overeenkomsten van geldlening verstrekt een geldlening van € 300.000. [G] zet per heden van haar bestaande vorderingen op [F] een gedeelte van € 1.800.000 om in een geldlening waarop dezelfde voorwaarden van toepassing zijn. Aanvullend op de in aangehechte overeenkomsten van geldlening vermelde voorwaarden, komen partijen nog overeen dat aflossing op deze geldleningen naar evenredigheid aan alle schuldeisers zal plaatsvinden en uitsluitend nadat de algemene aandeelhouders vergadering van [F] daarmee met algehele stemmen heeft ingestemd.

5 [G] stort per heden een agio van € 546.440 in [F] middels verrekening met de vordering(en) van [G] op [F] .

Voorzover de vorderingen van [G] op [F] , rekening houdende met de geldlening ad € 1.800.000 als bedoeld in artikel 4, een lager bedrag belopen dan € 546.440 cedeert [G] tot het verschil een gedeelte van haar vorderingen op [E] à nominaal aan [F] .

6Na de emissie van aandelen als bedoeld in artikel 2 en de agiostorting als bedoeld in artikel 5 alsmede naast de geldlening ad € 1.800.000 als bedoeld in artikel 4 heeft [G] (nog te vorderen van [E] en/of [F] bedragen tot circa € 1.253.557 in totaal. Deze geldlening(en) wordt (worden) door [G] gecontinueerd onder de voorwaarden zoals opgenomen in aangehechte overeenkomsten van geldlening en van verpanding van roerende zaken/vorderingen.

7Door [F] worden de van [I] , [X] en [J] ontvangen geldleningen van in totaal € 900.000 als agio gestort in [E] . Voorts zet [F] van haar vorderingen op [E] een bedrag van € 1.800.000 om in agio.

(…)”

2.8

Blijkens de overeenkomst van geldlening van 23 december 2008 is voor de, onder meer door belanghebbende, aan [F] verstrekte geldlening van € 300.000 een rente van 5,6% over de hoofdsom op jaarbasis overeengekomen, is geen aflossingsschema opgenomen en zijn geen zekerheden bedongen.

2.9

Belanghebbende heeft deze geldlening voor € 50.000 uit eigen middelen gefinancierd. Voor de overige € 250.000 is belanghebbende een geldlening aangegaan bij een bank.

2.10

Bij akte van 20 juli 2009 zijn aan (onder meer) belanghebbende 5.067 aandelen [F] van nominaal € 1 geleverd. Bij een akte van dezelfde datum is de naamswijziging van [F] naar [E] Holding doorgevoerd.

2.11

In 2011 is de dienstbetrekking van belanghebbende bij [E] geëindigd. Belanghebbende heeft zijn aandelen [E] Holding voor € 1 overgedragen aan [G] . De vordering van € 300.000 op [E] Holding (voorheen [F] ) is voor € 30.000 overgedragen aan [G] .

2.12

Belanghebbende heeft de geldlening in de jaren 2008 tot en met 2010 in de aangiften voor die jaren in box 1 verantwoord. De Inspecteur heeft dit niet gecorrigeerd.

2.13

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 een afwaarderingsverlies van € 337.972 in aanmerking genomen. Dit bedrag bestaat uit de geldlening van € 300.000 vermeerderd met de bijgeschreven rente van € 37.972. Tevens is de verkoopopbrengst van € 30.000 voor de aandelen als opbrengst aangegeven. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur het afwaarderingsverlies tot een bedrag van € 300.000 gecorrigeerd. Bij de uitspraak op bezwaar is door de Inspecteur alsnog rekening gehouden met de verkoopopbrengst van € 30.000. Per saldo is in box 1 een bedrag van € 237.600 gecorrigeerd.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of het verlies op de geldlening van belanghebbende aan [E] Holding in box 1 dan wel in box 2 moet worden verantwoord.

3.2.

Belanghebbende stelt zich, kort en zakelijk weergegeven, op het standpunt dat de lening onder zodanige (zakelijke) voorwaarden is verstrekt dat terecht en tot een juist bedrag is afgewaardeerd ten laste van de winst.

3.3.

De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan.

3.4.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan op de zitting is toegevoegd, is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, en tot het opleggen van aanslagen conform de door hem ingediende aangiften. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing