Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2869, 15/00001

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2869, 15/00001

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 april 2016
Datum publicatie
15 april 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:2869
Zaaknummer
15/00001

Inhoudsindicatie

Beschikking aansprakelijkstelling; hoogte van het bedrag is niet in geschil, beroep op Sopropé leidt niet tot een lagere aansprakelijkstelling.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 15/00001

uitspraakdatum: 12 april 2016

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2014, nummer LEE 13/1927, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst Noord (hierna: de Ontvanger)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Ontvanger heeft bij beschikking met dagtekening 28 maart 2012 belanghebbende voor een bedrag van € 61.811 aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen in de loonheffing en in de omzetbelasting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V. (hierna: [A] B.V.).

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ontvanger bij uitspraak op bezwaar de beschikking aansprakelijkstelling gegrond verklaard, en deze verminderd tot een voor een bedrag van € 47.348.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 13 november 2014 gegrond verklaard, de uitspraak van de Ontvanger vernietigd en de beschikking aansprakelijkstelling verminderd tot een voor een bedrag van € 41.399.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd, waaronder het schrijven van de gemachtigde van 13 oktober 2015, en het schrijven van de Ontvanger met dagtekening van 4 november 2015 respectievelijk 23 november 2015.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [B] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [C] , bijgestaan door [D] , namens de Ontvanger.

1.7

Van de gemachtigde is na de mondelinge behandeling van de zaak, zoals ter zitting door hem is toegezegd, op 25 november 2015 nog een brief bij bijlagen binnengekomen.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is, blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, van 15 maart 2007 tot – in ieder geval - 10 april 2009 in de hoedanigheid van alleen/zelfstandig bevoegd directeur, bestuurder van [A] B.V. geweest.

2.2

[A] B.V. heeft voor de tijdvakken gelegen in de jaren 2007 tot en met 2009, vanwege betalingsonmacht, te weinig loonheffing en omzetbelasting aangegeven en afgedragen. Belanghebbende en/of [A] B.V. hebben geen melding gedaan van betalingsonmacht in de zin van artikel 36, tweede lid, van de Invorderingswet 1990.

2.3

Er zijn aan [A] B.V. vijf naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd, zonder vergrijpboeten.

2.4

[A] B.V. heeft over het jaar 2007 geen aangiften voor de omzetbelasting ingediend. Aanvankelijk is ambtshalve een naheffingsaanslag opgelegd met een verzuimboete van 1 percent. Naar aanleiding van het onderzoek van de Ontvanger in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheid (rapport d.d. 21 oktober 2011) is een aanvullende naheffingsaanslag opgelegd.

2.5

Over het jaar 2008 is een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Tevens zijn er verzuimboeten opgelegd, onder meer wegens het niet doen van aangifte. Daarna is na deze aanslag een aangifte ingediend, maar het daarin vermelde bedrag is niet betaald. Dat bedrag is vervolgens nageheven. Daarna is een andere naheffingsaanslag opgelegd op basis van de feiten ontleend aan voormeld onderzoek.

2.6

[A] B.V. heeft over het jaar 2009 geen aangiften ingediend. Aan haar zijn voor dat jaar twee naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd.

2.7

Tijdens de tweede mondelinge behandeling van het beroep bij de Rechtbank heeft de Ontvanger zich nader op het standpunt gesteld dat de aansprakelijkstelling beperkt diende te worden tot een bedrag van € 41.399.

2.8

In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het beroep bij de Rechtbank op 10 juli 2014 heeft de gemachtigde het navolgende gesteld:

“ Voor het belastingjaar 2009 heeft eiseres (Hof: belanghebbende) geen bezwaar gemaakt. Voor dat jaar staat in ieder geval vast dat zij geld aan de BV heeft onttrokken. Een aantal aspecten van deze aansprakelijkstelling staat nu vast. Eiseres was bestuurder, er was betalingsonmacht, eiseres heeft de betalingsonmacht niet gemeld en er zijn belastingschulden. Ik denk dat dan de aansprakelijkstelling juist is en dat alleen de hoogte daarvan nog in geschil is. Ook de hoogte van de aansprakelijkstelling is niet meer in geschil. Ik leg me neer bij de cijfers uit de pleitnota van verweerder (Hof: de Ontvanger). De enige vraag die nog voorligt is, of er sprake van onbehoorlijk bestuur is geweest. Op die vraag heb ik geen eenduidig antwoord. Ik heb geen tegenbewijs dat de betalingsonmacht niet gemeld is. Eiseres is daarvan op de hoogte. Zij was formeel bestuurder en het staat vast dat zij de betalingsonmacht niet heeft gemeld. De curator heeft contact gehad met de koper van de aandelen, maar heeft geen administratie meer kunnen achterhalen. Ik weet niet of dat eiseres ontslaat van de meldingsplicht. Eiseres is niet aansprakelijk gesteld voor de boete. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad om stukken en tegenbewijs aan te leveren.

2.9

Belanghebbende is op 24 juni 2015 toegelaten tot de schuldsanering (Wet schuldsanering natuurlijke personen). Ten tijde van de behandeling van het hoger beroep was de schuldsanering ten aanzien van belanghebbende nog niet beëindigd.

2.10

De bewindvoerder van belanghebbende, mr. [E] , heeft meegedeeld dat hij de lopende procedure inzake de aansprakelijkstelling niet heeft overgenomen en dat hij dat ook niet (alsnog) wenst te doen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de aansprakelijkstelling van belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag heeft plaatsgevonden. Belanghebbende doet in appel een beroep op het Sopropé-arrest. De Ontvanger verzoekt in hoger beroep om verval van instantie..

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op de beschikking aansprakelijkstelling.

3.4

De Ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing