Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3129, 11/00444
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3129, 11/00444
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 april 2016
- Datum publicatie
- 29 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:3129
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2939
- Zaaknummer
- 11/00444
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Verzwegen omzet uit bouwwerkzaamheden. Navordering. Nieuw feit? Omkering en verzwaring bewijslast. Vereiste aangifte. Schending administratieplicht. Redelijkheid schatting. Bewijs? Vergoeding immateriële schade.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 11/00444
uitspraakdatum: 19 april 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 april 2011, nummer AWB 08/3763, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (Minister van Veiligheid en Justitie)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2003 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 562.264. Daarbij is voorts een vergrijpboete opgelegd van € 140.413 en is € 54.946 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar zijn deze belastingaanslag en beschikkingen gehandhaafd door de Inspecteur.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem (thans rechtbank Gelderland; hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 497.380, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikking verminderd tot € 76.500.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het eerste onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 5 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord: mr. [B] , [C] (controleur), mr. [D] , mr. [E] , bijgestaan door drs. [F] .
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
Het Hof heeft het onderzoek heropend op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In dat kader hebben partijen nadere stukken ingediend.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2015. Aldaar zijn verschenen en gehoord: [X] en diens gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [G] en mr. [B] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
Het Hof heeft het onderzoek wederom heropend om partijen in de gelegenheid te stellen een compromis te bereiken. Omdat zulks niet is gelukt, is het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft tot 31 juli 2000 als projectleider in dienstbetrekking gewerkt. Medio 2000 is hij onder de naam [H] een onderneming in de vorm van een eenmanszaak gestart. De activiteiten van de onderneming bestonden uit werkzaamheden in de bouw. In de periode medio 2000 tot en met medio 2003 heeft belanghebbende onder meer voor opdrachtgevers calculaties voor metselwerk en schilderwerk verricht en heeft hij als inspecteur Bouw- en Woningtoezicht gewerkt. Vanaf eind 2002 is belanghebbende zich bezig gaan houden met het aannemen van werken, bestaande uit het splitsen en renoveren van panden in [I] . Op 9 december 2003 is [J] bv opgericht, waarvan de aandelen in het bezit zijn van belanghebbende. Met ingang van 1 januari 2005 is de onderneming omgezet in de vorm van een besloten vennootschap, genaamd [H] bv, waarvan [J] bv de enig aandeelhouder is.
In oktober 2000 is door de Belastingdienst een zogenoemd startersbezoek bij belanghebbende afgelegd. In het daarvan op 26 oktober 2000 opgemaakte rapport is vermeld dat het doel van het bezoek is het verstrekken van inlichtingen over fiscale regelgeving, een globale beoordeling van de administratie en het wijzen op de administratieve verplichtingen overeenkomstig de eisen van het bedrijf. Op 13 maart 2001 is vervolgens door de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 juli 2000 tot en met 30 september 2000. In het daarvan op 21 mei 2001 opgemaakte rapport is vermeld dat de aangiften aansluiten bij de administratie, dat belanghebbende de administratie dagelijks bijhoudt en dat deze volledig wordt bijgehouden in Word en Excel.
In de aangifte IB/PVV 2003 van belanghebbende, die door hem zelf is ingediend, is een belastbaar inkomen uit werk en woning verantwoord van € 14.370.
Op 8 juli 2005 heeft [K] , werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD-ECD te Amsterdam (hierna: FIOD), een ‘uitgewerkte MOT-melding’ over de heer [L] aan de Belastingdienst Lelystad – de eenheid waaronder belanghebbende ressorteert – toegestuurd ter attentie van de Boete Fraude vakgroep. In de brief, waarbij deze uitgewerkte melding is gevoegd, is vermeld dat een gelijktijdige controle van de heer [L] en [H] wenselijk lijkt. In het proces-verbaal “Onderzoek Verdachte transactie” ten name van [L] (hierna: MOT-melding), gedagtekend 7 juli 2005, is onder meer het volgende vermeld:
‘1.1 Korte casusbeschrijving
Naar aanleiding van een doorgemelde MOT-melding waarin melding wordt gemaakt dat de heer [L] betrokken is bij de volgende transacties in de periode van 20 september 2004 tot en met 3 december 2004:
- Contante opnames (…)
- (…)
- Het geld afkomstig is van [H] B.V. Dit bedrijf heeft in dezelfde periode respectievelijk € 50.300 en € 107.655 op de rekening van [L] gestort
heb ik onderzoek gedaan naar deze transacties.
(…)
[H] B.V. is beschreven voor de omzetbelasting vanaf 1 juli 2004 en heeft omzetbelastingaangifte in 2004 gedaan. Deze aangiften zijn nihil, er wordt ook geen voorbelasting geclaimd.
Het vermoeden is dat [H] B.V. en [L] de geleverde diensten niet verantwoorden naar de Belastingdienst en zodat er te weinig belasting wordt betaald.
(…)
Uitgebreide casus beschrijving
Aanleiding onderzoek.
(…)
Gezien het bovenstaande is het vermoeden dat [H] B.V. de heer [L] betaalt voor geleverde diensten. Mogelijk neemt de heer [L] het geld op om medewerkers of inhuurkrachten zwart uit te betalen. Ook een mogelijkheid is dat de heer [L] voor [H] B.V. geld aan het witwassen is.
(…)
Feiten en omstandigheden die leiden tot een redelijk vermoeden.
(...)
Eveneens heb ik onderzoek gedaan naar [H] B.V. In bijlage 2 staan de gegevens uit de systemen van de Belastingdienst vermeld.
[H] B.V. wordt verdacht van het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting over het jaar 2004 en/of het witwassen van gelden (…)
2 Vervolg stappen
ATV-Richtlijnen:
Het fiscale nadeel is alleen door een onderzoek van de Belastingdienst vast te stellen. De gegevens uit de MOT-melding zijn van belang om een goede controle te kunnen uitvoeren.
(…)
Verzoek
Naar aanleiding van het bovenstaande verzoek ik u de ons bekende gegevens en deze analyse uit deze MOT-melding ter beschikking te stellen aan de Belastingdienst voor heffing en inning.
(…)
Bijlage 2: Onderzoek in de Belastingdienstsystemen
1. (…)
- -
-
[H] B.V. is opgericht op 9 december 2003 (…)
- -
-
Als adres is bekend [ ]
- -
-
(…)
- -
-
[H] B.V. is beschreven vanaf 1 juli 2004 voor de omzetbelasting. De omzetbelastingaangiften over het jaar 2004 waren nihil.
- -
-
Als enig aandeelhouder staat geregistreerd [J] B.V (…)
- -
-
Als enig aandeelhouder van [J] B.V. staat [X] geregistreerd met fiscaal-nummer [ ], dit is tevens het dossiernummer bij de Belastingdienst.
- -
-
De heer [X] is geboren [in] 1953 en staat ingeschreven op hetzelfde adres als zijn B.V.; (…).
- -
-
(…)
2. Fi base: (…) Over de heer [X] staan over de jaren 2000 tot en met 2004 geen inkomensgegevens geregistreerd (…)’
3. (…)
4. HSB systeem: (…) Op naam van [J] B.V. staat een Mercedes-Benz geregistreerd (…). De auto is nieuw op 10 september 2004 gekocht. Daarvoor stond een op 18 september 2003 nieuw gekochte Mercedes-Benz (…) op zijn naam. (…)
Met dagtekening 13 december 2005 heeft de Inspecteur de – overeenkomstig de aangifte, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.370 berekende – primitieve aanslag IB/PVV 2003 aan belanghebbende opgelegd.
Op 17 november 2006 is namens de Inspecteur, door de controle-ambtenaren [C] en [M] , een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Het onderzoek had betrekking op de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2002 tot en met 2004 van belanghebbende alsmede op diens aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004. In het op 13 maart 2008 opgemaakte rapport van het boekenonderzoek, waarin ook oplegging van de onderhavige vergrijpboete is aangekondigd, is onder meer het volgende vermeld:
' (...)
In dit rapport zijn de standpunten van de Belastingdienst opgenomen.