Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3133, 15/00060
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3133, 15/00060
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 april 2016
- Datum publicatie
- 29 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:3133
- Zaaknummer
- 15/00060
Inhoudsindicatie
Invordering. Kosten van vervolging door rechtbank vernietigd. Recht op proceskostenvergoeding? Noodzaak tot aanwenden rechtsmiddelen?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00060
uitspraakdatum: 19 april 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de Ontvanger van de Belastingdienst/Unit Centrale Invordering Utrecht (hierna: de Ontvanger)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 december 2014, nummer AWB 14/4083, in het geding tussen de Ontvanger en
[X] V.O.F. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn door de Ontvanger bij beschikking kosten van vervolging in rekening gebracht.
Deze beschikking, is na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd door de Ontvanger. Het verzoek van belanghebbende om toekenning van een proceskostenvergoeding is daarbij afgewezen door de Ontvanger.
Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de kosten van vervolging nader vastgesteld op nihil en de Ontvanger veroordeeld in vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ten bedrage van € 1.217.
De Ontvanger heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank inzake de proceskosten hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 3 maart 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] alsmede [C] namens de Ontvanger.
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
Aan belanghebbende is met dagtekening 5 augustus 2013 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar aangetekend. In verband met dit bezwaar, heeft de Ontvanger belanghebbende met betrekking tot de naheffingsaanslag uitstel van betaling verleend.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 oktober 2013 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot € 5.018.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In het op 30 oktober 2013 gedagtekende beroepschrift van belanghebbende is vermeld ‘ik verzoek de inspecteur uitstel van betaling te verlenen voor het bedrag van € 5.018’.
De Rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden naar de inspecteur met het oog op het voeren van verweer.
De Ontvanger heeft belanghebbende op 7 februari 2014 aangemaand tot betaling van de (in bezwaar verminderde) naheffingsaanslag. Daarbij zijn belanghebbende kosten van aanmaning in rekening gebracht. Belanghebbende heeft hierop niet gereageerd.
Op 18 april 2014 heeft het onderzoek ter zitting van de Rechtbank plaatsgevonden met betrekking tot het beroep inzake de naheffingsaanslag.
Medio mei 2014 heeft de Ontvanger met betrekking tot de naheffingsaanslag een dwangbevel aan belanghebbende doen betekenen. Daarbij is belanghebbende een bedrag van € 371 aan kosten van betekenen in rekening is gebracht. Hiertegen heeft belanghebbende op 20 mei 2014 bezwaar aangetekend.
Op 10 juni 2014 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan met betrekking tot het beroep inzake de naheffingsaanslag. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
In het bezwaarschrift tegen de kosten van vervolging heeft belanghebbende de Ontvanger verzocht te worden gehoord. Van de uitnodiging daartoe van de Ontvanger, heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 juni 2014 heeft de Ontvanger het bezwaar met betrekking tot de kosten van vervolging ongegrond verklaard. Voorts is het verzoek van belanghebbende om vergoeding van proceskosten door de Ontvanger afgewezen. De Ontvanger heeft wel met betrekking tot de naheffingsaanslag alsnog uitstel van betaling verleend.
Het beroep van belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar is door de Rechtbank bij uitsprak van 11 december 2014 gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, de in rekening gebrachte kosten van vervolging verminderd tot nihil en de Ontvanger veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende voor bezwaar en beroep ten bedrage van in totaal € 1.217.
Tegen de beslissing inzake de proceskosten heeft de Ontvanger hoger beroep ingesteld. In de beslissing van de rechtbank inzake de kosten van vervolging heeft hij berust.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Rechtbank belanghebbende terecht een proceskostenvergoeding heeft toegekend. De Ontvanger beantwoordt die vraag ontkennend en belanghebbende bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
De Ontvanger concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de veroordeling inzake de proceskosten.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.