Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4077, 14/00899
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4077, 14/00899
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 mei 2016
- Datum publicatie
- 3 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:4077
- Zaaknummer
- 14/00899
Inhoudsindicatie
AWR. Informatiebeschikking. Concern dat administraties verzorgt. Schending informatieplicht?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00899
uitspraakdatum: 18 mei 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 juli 2014, nummer AWB 13/6644, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 23 november 2012 een informatiebeschikking afgegeven als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) welke betrekking heeft op de omzetbelasting en loonheffingen voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 juli 2014 ongegrond verklaard en belanghebbende geen nieuwe termijn verleend om de in de informatiebeschikking gevraagde informatie te verstrekken.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] en mr. [B] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [C] en mr. [D] namens de Inspecteur, bijgestaan door [E] . Het hoger beroep is tegelijkertijd behandeld met de hoger beroepen van [F] B.V. (nr. 14/00898), Fiscale eenheid [G] B.V. (nr. 14/00900), [H] B.V. (nr. 14/00901) en [I] B.V. (nr. 14/00902).
Partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
[A] (hierna: [A] ) is enig bestuurder van Stichting [J] . Deze Stichting houdt alle aandelen in [H] B.V. welke B.V. op haar beurt alle aandelen houdt in [F] B.V., [I] B.V. en belanghebbende.
Voornoemd concern houdt zich bezig met het verzorgen van administraties, het opmaken van jaarrekeningen en het verzorgen van fiscale aangiften.
Bij brief van 13 maart 2012 kondigt [E] (hierna: [E] ) namens de inspecteur aan een boekenonderzoek in te stellen welk onderzoek zal aanvangen op 3 april 2012. Het boekenonderzoek heeft betrekking op de jaren 2008 tot en met 2011 en betreft de loonheffingen ( [H] B.V., [F] B.V., [I] B.V. en belanghebbende) en omzetbelasting (Fiscale eenheid [G] B.V., [I] B.V. en belanghebbende). [E] deelt in dezelfde brief van 13 maart 2012 mee bij aanvang van het onderzoek te willen beschikken over de volgende bestanden:
- -
-
Auditfiles financiële administratie van de jaren 2008 tot en met 2011 van bovengenoemde vennootschappen;
- -
-
Auditfiles loonadministratie van de jaren 2008 tot en met 2011 van de vennootschappen waarvoor de controle loonheffingen is aangekondigd.
[E] geeft tevens aan de beschikking te willen hebben over de volgende bescheiden:
- -
-
Inkomende en uitgaande facturen;
- -
-
Bankafschriften van genoemde belastingplichtigen over de jaren 2008 tot en met 2011;
- -
-
Een specificatie van de aangiften omzetbelasting per tijdvak en per belastingplichtige indien dit niet uit de administratie blijkt;
- -
-
De personeelsadministratie van alle vennootschappen.
Op 26 maart 2012 zegt [A] het boekenonderzoek af.
Op 16 mei 2012 stuurt [E] een e-mail met het verzoek om met spoed contact op te nemen in verband met de aangekondigde controle. Hij wijst erop dat hij inmiddels een brief heeft laten uitgaan met een nieuwe datum. In de desbetreffende brief wordt een nieuwe controle aangekondigd op 5 juni 2012. Verder vraagt [E] nogmaals om de onder 2.3 genoemde informatie ter beschikking te stellen. [A] reageert hierop bij e-mail van 25 mei 2012 waarin hij aangeeft dat er door de enorme drukte en personeelstekort geen ruimte is in zijn agenda en dat de eerste vrije dag in zijn agenda 7 augustus 2012 is. In reactie hierop verzoekt [E] bij e-mail van 28 juni 2012 aan [A] om zo spoedig mogelijk een datum te willen doorgeven, omdat hij op 7 augustus 2012 in verband met vakantie niet kan.
[E] vraagt bij brief van 31 juli 2012 wederom om de onder 2.3 gevraagde informatie ter beschikking te stellen. Hierbij bevestigt hij tevens de op die dag gemaakte afspraak voor het instellen van een boekenonderzoek op 11 september 2012. [A] reageert hierop bij e-mail van 6 september 2012 waarin hij aangeeft dat hij niet kan, omdat hij op die dag als getuige is opgeroepen in een rechtszaak. In reactie hierop geeft [E] bij e-mail van 7 september 2012 aan dat hij op maandag contact zal opnemen. Tevens verzoekt hij [A] om aan te geven op welk telefoonnummer laatstgenoemde het best te bereiken is.
[E] vraagt bij brief van 17 september 2012 wederom om de onder 2.3 gevraagde informatie ter beschikking te stellen. Dit naar aanleiding van het bezoek van [E] en zijn collega [K] op het bedrijfsadres op 14 september 2012 met als doel in contact te komen voor het maken van een goede afspraak met betrekking tot de al eerder aangekondigde controle. Overeengekomen is om op 15 oktober 2012 de controle in te stellen. [A] reageert op 14 oktober 2012 telefonisch en geeft aan dat de controle niet door kan gaan.
Bij brief van 15 oktober 2012 vraagt [E] wederom om de onder 2.3 genoemde informatie ter beschikking te stellen en bevestigt hij de gemaakte afspraak voor het instellen van een boekenonderzoek op 13 november 2012 in het kantoor van belanghebbende te [Z] . In de brief geeft [E] aan dat zijn geduld begint op te raken. Op 11 november 2012 verzoekt [A] om de controle te houden op zijn woonadres.
Tijdens de controle op 13 november 2012 wordt alleen de administratie van [F] B.V. van het jaar 2008 gecontroleerd. [E] verzoekt [A] om de overige administratie zo spoedig mogelijk aan te leveren. Aangezien [A] voorts aangeeft op korte termijn te gaan verhuizen, wordt afgesproken dat [A] telefonisch contact zal opnemen.
De controleurs proberen op 19 en 20 november 2012 diverse malen om telefonisch contact op te nemen met [A] .
Met dagtekening 23 november 2012 wordt de informatiebeschikking afgegeven welke betrekking heeft op de omzetbelasting en loonheffingen voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011. Hiertegen maakt belanghebbende bezwaar bij brief van 3 januari 2013. In het bezwaarschrift verzoekt belanghebbende om te worden gehoord.
Tot de gedingstukken behoort een kopie van een factuur van 4 december 2012 van [L] B.V. aan [A] , [a-straat] 5 te [M] , met, voor zover van belang, de volgende omschrijving:
“ (…)
DOSSIERGEGEVENS |
||||
Dossiernummer: (…) Referentie: Van/Naar: / [M] |
Verhuizingen van [N] naar [M] |
|||
Datum |
Omschrijving |
BTW |
Bedrag |
Valuta |
01/11/12 |
Verhuisprijs van [b-straat] 56 B Premie verzekering Verhuisprijs van [c-straat] 1 |
(…) |
(…) |
(…) |
(…)”
Op 8 februari 2013 probeert de Inspecteur tweemaal telefonisch contact op te nemen met [A] . Bij brief van dezelfde datum verzoekt de Inspecteur [A] om toezending van de gronden van het bezwaar.
Het bezwaar wordt bij uitspraak op bezwaar van 15 maart 2013 ongegrond verklaard en de informatiebeschikking wordt gehandhaafd.
Tot de gedingstukken behoren uittreksels uit het systeem BVR (Beheer Van Relaties) van de Belastingdienst. In het uittreksel met de titel “01 woonadres volgens gemeente” staat, voor zover van belang, het volgende met betrekking tot [A] :
Type |
Post- Code |
Huis- nr. |
Toev. |
Straatnaam |
Plaats |
Ing.dat. |
Verv.dat. |
|
1 |
A |
[------] |
13 |
[d-straat] |
[O] |
28-01-2013 |
||
2 |
V |
[------] |
56 |
B |
[b-straat] |
[N] |
07-07-2011 |
28-01-2013 |
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de informatiebeschikking terecht is afgegeven en of belanghebbende terecht geen nieuwe termijn is gegeven om de gevraagde informatie te verstrekken. Voorts is in geschil of de informatiebeschikking is vervallen ten aanzien van de jaren 2009 en 2011.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de informatiebeschikking door het opleggen van belastingaanslagen voor de jaren 2009 en 2011 is vervallen, dat zij ten onrechte is afgegeven dan wel dat het belang aan de informatiebeschikking is komen te ontvallen. Gelet op alle feiten en omstandigheden had de Inspecteur geen gebruik mogen maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de informatiebeschikking op te leggen en in bezwaar te handhaven. Voor zover de informatiebeschikking gehandhaafd dient te blijven stelt belanghebbende zich op het standpunt dat in ieder geval, gelet op de voornoemde omstandigheden, de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast niet behoort in te treden. Deze sanctie is disproportioneel. Indien de informatiebeschikking niet wordt vernietigd en de sanctie gehandhaafd blijft, dient een termijn te worden verleend om alsnog aan de informatieverplichting te voldoen. Belanghebbende beschikt zelf niet langer over relevante gegevens, maar [A] is bereid in contact te treden met de FIOD om te overleggen hoe hij de Inspecteur kan helpen bij het verzamelen van de gegevens die laatstgenoemde nodig heeft voor het boekenonderzoek. Belanghebbende stelt ten onrechte niet te zijn gehoord, hoewel van het verzoek om te worden gehoord geen afstand is gedaan. Belanghebbende wil dat het Hof de zaak inhoudelijk afdoet en aan de schending van de hoorplicht gepaste gevolgen verbindt, zoals vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vergoeding van proceskosten en griffierechten.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank een juiste beslissing heeft genomen.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en voorts primair tot vernietiging van de informatiebeschikking, subsidiair tot – voor zover de informatiebeschikking gehandhaafd dient te blijven – het niet verbinden van de sanctie van de verzwaring en omkering van de bewijslast aan de informatiebeschikking en meer subsidiair tot verlening van een termijn als bedoeld in artikel 27e, tweede lid, van de AWR.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.