Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4084, 15/00619
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4084, 15/00619
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 mei 2016
- Datum publicatie
- 3 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:4084
- Zaaknummer
- 15/00619
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling vrijstaande woning. Gemeente slaagt in bewijslast.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00619
uitspraakdatum: 18 mei 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de erven [X], te [Z] (hierna: belanghebbenden),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 april 2015, nummer AWB 14/5861, in het geding tussen belanghebbenden en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2014, naar waardepeildatum 1 januari 2013, vastgesteld op € 157.000.
Verder heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbenden voor het jaar 2014 ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak een aanslag in de rioolheffing opgelegd van € 69,64.
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 juli 2014 zowel de vastgestelde waarde als de aanslag in de rioolheffing gehandhaafd.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 7 april 2015 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbenden hebben bij brief van 14 mei 2015, ingekomen bij het Hof op 18 mei 2015, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2016. Belanghebbenden zijn vertegenwoordigd door [A] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [B] en taxateur [C] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
[X] was tot haar overlijden [in] 2003 eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Sindsdien zijn belanghebbenden gezamenlijk eigenaar van de onroerende zaak, waarbij één van hen – [A] – de onroerende zaak feitelijk gebruikt.
Het betreft een vrijstaande woning, gebouwd in 1926, met bijgebouwen. De woning heeft een inhoud van circa 450 m3 en is gelegen op een perceel met een oppervlakte van circa 2585 m². De onroerende zaak is gelegen in het buitengebied van [Z] . De woning is van zeer slechte kwaliteit met een minimum aan voorzieningen. Verder is sprake van achterstallig onderhoud aan woning, bijgebouwen en woonerf.
De woning is gelegen aan het einde van een circa 100 meter lange, doodlopende straat ( [a-straat] ) waar nauwelijks verkeer komt. Op circa 90 meter afstand van de woning is de [b-straat] gelegen. Laatstgenoemde weg is gelegen in een 60 km-zone en is ook als zodanig ingericht. Aan de overzijde van [b-straat] is sprake van glastuinbouw.
Het perceel van belanghebbenden is niet aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Zowel de watergangen aan beide zijden van [a-straat] als de watergang aan de achterzijde van het perceel zijn in eigendom en beheer bij de gemeente Zaltbommel. Deze watergangen dragen bij aan de ontwatering van de weg en de omliggende percelen. Het perceel van belanghebbenden is lager gelegen dan de omliggende wegen.
3 Geschil
In geschil is de vastgestelde waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2013. Verder is in geschil of terecht een aanslag in de rioolheffing is opgelegd.
Belanghebbenden staan een lagere waarde voor dan de vastgestelde waarde van € 157.000. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde. Ter staving daarvan wijst de heffingsambtenaar op het taxatierapport van WOZ-taxateur [C] van 24 september 2014, waarin de waarde is getaxeerd op € 157.000.
Wat betreft de aanslag in de rioolheffing betogen belanghebbenden dat zij geen belang hebben bij nakoming van de gemeentelijke zorgplichten voor hemel- en grondwater. De heffingsambtenaar verdedigt de tegenovergestelde opvatting.
Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de vastgestelde waarde en tot vernietiging van de aanslag in de rioolheffing. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.