Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4176, 15/01329
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4176, 15/01329
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 mei 2016
- Datum publicatie
- 3 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:4176
- Zaaknummer
- 15/01329
Inhoudsindicatie
Na intrekking van de naheffingsaanslag was er geen belang meer en had het beroep niet-ontvankelijk verklaard moeten worden met vergoeding van het griffierecht.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/01329
uitspraakdatum: 31 mei 2016
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 september 2015, nummer LEE 15/1439, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 10 maart 2015 aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 1,40, vermeerderd met € 59 aan kosten.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 september 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] en [C] , alsmede [D] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 10 maart 2015 zijn auto geparkeerd aan de Nieuweburen te Leeuwarden, een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats waarop parkeerbelasting wordt geheven. Ter zake van dat parkeren is aan belanghebbende een aanslag in de parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende had op het moment van parkeren een vergunning voor betaald parkeren voor het gebied Voorstreek en Nieuweburen te Leeuwarden.
In de uitspraak op bezwaar van 15 april 2015 is de afwijzing van het bezwaar als volgt gemotiveerd:
"Door de integraal handhaver is geconstateerd, dat u stond geparkeerd op een plaats wat is aangemerkt als betaald parkeren, hier is uw vergunning niet geldig. Dit houdt in dat u de parkeermeter c.q. parkeerautomaat in werking had moeten stellen.
Bij navraag bij de afdeling vergunningen en leefomgeving blijkt dat bij het digitaal aanvragen van de parkeervergunning alles duidelijk staat aangegeven."
Op 17 april 2015 heeft [E] , medewerker van de afdeling Vergunningen en Leefomgeving van de gemeente Leeuwarden, belanghebbende een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
"Ik heb de geschiedenis doorgelopen van uw parkeervergunningen. Het blijkt dat u een vergunning heeft voor een vergunninghouderplaats. In het verleden heeft u een plaats gehad voor betaald parkeren. De vergunning is, zonder u in te lichten, overgezet naar een plaats voor vergunninghouders. Wij hebben uw vergunning weer actief gemaakt voor betaalde parkeerplaatsen. U kunt dus weer aan de overkant van de straat parkeren.
Zou u de boete kunnen inscannen en zenden naar vergunningen@leeuwarden.nl t.a.v. [E] . Wij dienen dan een verzoek tot seponeren van de boete in. U mag natuurlijk ook de boete overleggen op het stadskantoor. Wij maken dan er een kopie van.
Onze excuses voor het ongemak."
Bij brief van 24 april 2015 heeft de heffingsambtenaar, voor zover van belang, belanghebbende als volgt bericht:
"Op 23 april 2015 heb ik van de rechtbank de kennisgeving van het door u ingediende beroepschrift ontvangen. Naar aanleiding hiervan heeft u op 23 april j.l. telefonisch met mevrouw [F] over het volgende gesproken.
Uw emailwisseling met gemeenteambtenaar [E] was binnen het team Belastingen niet bekend. Gelet op zijn toezegging vernietig ik daarom de naheffingsaanslag.
De door u betaalde griffierechten worden vergoed, zodra ik bericht van intrekking van het beroep van de rechtbank heb ontvangen."
De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift in eerste aanleg in zijn conclusie vermeld dat de naheffingsaanslag inmiddels was ingetrokken, op grond waarvan hij verzocht heeft belanghebbende uitsluitend in aanmerking te laten komen voor het vergoeden van het griffierecht.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende recht heeft op vergoeding van het door hem voor de behandeling van zijn beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht, welke vraag door belanghebbende bevestigend en door de heffingsambtenaar ontkennend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de uitspraak op bezwaar onjuist was, dat hij daartegen terecht bij de Rechtbank in beroep was gekomen, en dat er daarom grond was voor vergoeding van het griffierecht, zoals de heffingsambtenaar in zijn bij de Rechtbank ingediende verweerschrift ook had verzocht.
De heffingsambtenaar is van mening dat belanghebbende, door niet in te gaan op zijn aanbod om het beroepschrift naar aanleiding van de "vernietiging" van de naheffingsaanslag in te trekken, zijn recht op vergoeding van het griffierecht heeft verspeeld.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot veroordeling van de heffingsambtenaar tot vergoeding van het griffierecht in eerste aanleg en in hoger beroep, alsmede van de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.