Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4545, 15/01395

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4545, 15/01395

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 juni 2016
Datum publicatie
17 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:4545
Formele relaties
Zaaknummer
15/01395

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Fusievrijstelling. Hoofdzakelijk op grond van zakelijke overwegingen?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/01395

uitspraakdatum: 7 juni 2016

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 september 2015, nummer AWB 14/7158, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft op aangifte € 705.489 overdrachtsbelasting voldaan.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 september 2015 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. [A] , mr. [B] en mr. [C] , als de gemachtigden van belanghebbende, bijgestaan door [D] en [E] (beide werkzaam bij belanghebbende), alsmede mr. [F] namens de Inspecteur, bijgestaan door [G] en mr. [H] .

1.7

Partijen hebben een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Bij akte van fusie van 22 augustus 2013 is belanghebbende als verkrijgende stichting gefuseerd met Stichting [I] (hierna: [I] ) als verdwijnende stichting.

2.2

[I] is op 4 september 1991 opgericht. [I] heeft sinds een statutenwijziging van 5 april 1993 tot doel het realiseren en exploiteren van huisvestingsvoorzieningen voor hoger onderwijs in [J] , in eerste instantie voor Stichting [K] te [Z] (hierna: [K] ) of haar rechtsopvolgers. Belanghebbende is per 1 januari 1994 rechtsopvolger onder algemene titel van [K] . Het bestuur van [I] bestond uit vier personen, van wie twee werden benoemd door de Universiteit [Z] en twee door [K] of met ingang van 1 januari 1994 door belanghebbende.

2.3

Belanghebbende en [I] waren van 29 maart 1995 tot 22 augustus 2013 voor respectievelijk 1/20ste en 19/20ste onverdeeld aandeel gerechtigd tot een recht van erfpacht voor onbepaalde tijd op een perceel aan de [a-straat] te [Z] . De bloot eigendom is in handen van de Universiteit [Z] . Op het perceel heeft [I] een gebouw gerealiseerd voor de onderwijsactiviteiten van belanghebbende. [I] heeft de bouw gefinancierd en heeft hiervoor leningen afgesloten bij [a-bank] . [I] en belanghebbende hebben op 27 mei 1993 een huurovereenkomst gesloten voor het gebouw. In de huurovereenkomst is over de vergoeding het volgende opgenomen:

-

De huurprijs per jaar exclusief omzetbelasting voor het volledige vloeroppervlak van het gehuurde is gelijk aan de som van de bedragen van rente en aflossing die [I] over dat jaar verschuldigd is ter zake van de onroerende zaak (volgens de definitie in de huurovereenkomst: het complex van gebouw en grond);

-

[I] en belanghebbende komen overeen dat [I] omzetbelasting in rekening brengt over de huurprijs;

-

[I] berekent bestuurskosten (maximum f. 25.000 per jaar), kosten van verzekering en onroerendezaakbelasting door aan belanghebbende;

-

[I] brengt de noodzakelijke kosten van onderhoud, herstel, vernieuwing en schilderwerk in rekening aan belanghebbende;

-

[I] en belanghebbende kunnen overeen komen dat [I] periodiek servicekosten in rekening brengt aan belanghebbende voor schoonmaakwerkzaamheden, onderhoud van het terrein (parkeervoorzieningen, patio’s en tuinen daaronder begrepen), veiligheidsdienst, vervanging van lampen en beglazing, huisvuilverzorging en containerhuur, dagelijks onderhoud en periodieke controle van technische installaties e.d. en onderhoud, herstel en vernieuwing van hang- en sluitwerk, stoffering, kleine installaties, e.d. In ieder geval zijn deze kosten, alsmede de kosten voor (gering) uitwendig onderhoud, voor rekening van belanghebbende;

-

Belanghebbende draagt de kosten van water en energie.

2.4

[I] , belanghebbende en de Universiteit [Z] hebben op 27 mei 1993 een garantieovereenkomst gesloten. De Universiteit [Z] verbindt zich ertoe het niet-verhuurbare deel van het vloeroppervlak van [I] te huren tegen gelijke voorwaarden als gelden voor belanghebbende. Voorts heeft de Universiteit [Z] zich jegens [a-bank] garant gesteld voor de openstaande schuld van [I] .

2.5

Op 31 mei 1995 hebben [I] en belanghebbende een allonge op de huurovereenkomst getekend. Daarin is onder meer vastgelegd dat de huurovereenkomst op 20 februari 1995 is ingegaan in plaats van op 1 augustus 1995 en op 31 juli 2000 zal eindigen. Tevens zijn nadere afspraken neergelegd over de betaling van de huurprijs, en in het bijzonder over de betaling van de huurprijs en de omzetbelasting over de periode 20 februari 1995 tot en met 30 september 1995.

2.6

Als gevolg van de juridische fusie heeft belanghebbende de lening die [I] bij [a-bank] had afgesloten (stand op 1 september 2013: € 12.748.418) geheel afgelost.

2.7

Belanghebbende heeft op 26 september 2013 € 705.489 overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Belanghebbende heeft op 3 oktober 2013 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende overdrachtsbelasting verschuldigd is.

3.2

Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wet BRV) van toepassing is. Aan het vereiste van artikel 5bis van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (hierna: het Uitvoeringsbesluit) is voldaan, aangezien er geen andere dan zakelijke redenen voor de fusie waren. De voorwaarden in het Uitvoeringsbesluit mogen enkel strekken tot het tegengaan van oneigenlijk gebruik van de faciliteit. De strikte invulling van het zakelijkheidsvereiste in de toelichting op artikel 5bis van het Uitvoeringsbesluit gaat verder dan de Wet BRV toelaat. De Rechtbank had deze invulling niet bij haar oordeel mogen betrekken. Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat getoetst aan het zakelijkheidsvereiste in de nota van toelichting de fusie eveneens aan de voorwaarden voor toepassing van de fusievrijstelling voldoet. Zowel [I] als [X] had een reële functie en de fusie was noodzakelijk om de exploitatie van het onderwijsgebouw te kunnen voortzetten en er was een zwaarwegende zakelijke reden om voor een fusie te kiezen. Hierbij dienen de context van deze specifieke fusie en de specifieke onderwijsregelgeving in het oog te worden gehouden. Belanghebbende beroept zich meer subsidiair op het gelijkheidsbeginsel, omdat sprake is van een interne reorganisatie die op essentiële punten niet anders is dan een interne reorganisatie van aandelenvennootschappen en belanghebbende aan de overige voorwaarden gesteld in artikel 5b van het Uitvoeringbesluit voldoet. Nog meer subsidiair beroept belanghebbende zich op schending van de meerderheidsregel. Belanghebbende heeft meer dan genoeg bewijs geleverd dat in de meerderheid van de vergelijkbare gevallen de vrijstelling is toegepast. Nog meer subsidiair beroept belanghebbende zich op het vertrouwensbeginsel. Tot slot verzoekt belanghebbende om vergoeding van belastingrente, indien zij in het gelijk wordt gesteld.

3.3

De Inspecteur neemt de tegenovergestelde standpunten in.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot teruggaaf van de op aangifte voldane overdrachtsbelasting van € 705.489.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing