Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4840, 15/01443

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4840, 15/01443

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 juni 2016
Datum publicatie
1 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:4840
Zaaknummer
15/01443

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente. Aftrek kosten levensonderhoud dochter?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/01443

uitspraakdatum: 14 juni 2016

nummer /

Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 1 oktober 2015, nummer AWB 15/99, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de heffingsrentebeschikking. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de heffingsrente verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het hogerberoepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 5 november 2015 ter griffie ingekomen.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2016 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door mr. [A] . Namens de Inspecteur is verschenen mr. [B] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft een eigen woning. Aan deze woning zijn rond 2001 onderhoudswerkzaamheden verricht.

2.2.

Belanghebbende heeft op 8 december 2003 met [a-bank] N.V. onder nummer [00000] een Contract Doorlopend Krediet (hierna ook: het krediet) gesloten. Blijkens een opgave van de [a-bank] N.V. had dit krediet op 1 januari 2010 een saldo van € 22.421,84 en op 31 december 2010 een saldo van € 22.537,70. Ook blijkt uit de opgave dat in 2010 € 1.860,15 rente is betaald.

2.3.

Voor het jaar 2011 heeft de Inspecteur de rente bij het vaststellen van de aanslag niet in aftrek toegelaten. In het kader van de behandeling van het bezwaarschrift schrijft de Inspecteur aan belanghebbende bij brief van 9 juni 2015 onder meer: “U heeft aangetoond dat het doorlopende krediet bij de [a-bank] is aangewend voor de eigen woning, derhalve is de aftrek van de rente ad € 1.850 verleend.”

2.4.

Bij het vaststellen van de aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2012 tot en met 2014 heeft de Inspecteur deze rente in aftrek toegelaten.

2.5.

Belanghebbende heeft aan zijn in 1985 geboren dochter, die niet tot zijn huishouden behoort, in het onderhavige jaar de volgende bedragen betaald: eerste kwartaal € 100, tweede kwartaal € 400, derde kwartaal € 6.300 en vierde kwartaal € 200.

2.6.

De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag aannemelijk geacht dat belanghebbende in verband met zijn bijdrage in het derde kwartaal recht heeft op een aftrek van € 1.065. Hij heeft voorts niet aannemelijk geacht dat de kosten van levensonderhoud van de dochter in het eerste, tweede en vierde kalenderkwartaal in belangrijke mate op belanghebbende drukten. Voor deze kwartalen heeft hij geen aftrek toegestaan.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van de hiervoor onder 2.2 vermelde betaalde rente en op aftrek in verband met het levensonderhoud van zijn dochter in het eerste, tweede en vierde kwartaal van het onderhavige jaar.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing