Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5175, 15/00945 tot en met 15/00950
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5175, 15/00945 tot en met 15/00950
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 juni 2016
- Datum publicatie
- 1 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:5175
- Zaaknummer
- 15/00945 tot en met 15/00950
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Navordering. Nieuw feit? Huur en verhuur restaurant. Inkomsten uit aanmerkelijk belang? Uitdeling?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/00945 tot en met 15/00950
uitspraakdatum: 14 juni 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juni 2015, nummers AWB 14/7449 tot en met 14/7452, 14/8855 en 14/8856, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 214.796, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 79.056. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 9.778. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 12.142.
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 114.708, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 76.005. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 5.762. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 9.878.
Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125.596, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 81.439. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 3.902. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 9.813.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 119.756, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 67.153. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.783. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 9.169.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.821, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 59.169. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.076.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 100.821.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de belastingaanslagen IB/PVV 2007 tot en met 2010 verminderd tot belastbare inkomens uit werk en woning van € 175.996 (2007), € 89.708 (2008), € 103.596 (2009), en € 102.596 (2010) en voor het overige gehandhaafd, de beschikkingen heffingsrente verminderd tot € 5.716 (2007), € 3.817 (2008), € 2.735 (2009), € 2.389 (2010) en de verzuimboeten verminderd tot nihil. De aanslagen IB/PVV 2011 en ZVW 2011 alsmede de daarbij vastgestelde heffingsrentebeschikkingen heeft de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 16 juni 2015 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de belastingaanslagen verminderd tot een bedrag nader te bepalen door de Inspecteur overeenkomstig hetgeen de Rechtbank in haar uitspraak heeft overwogen en de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] , bijgestaan door [C] en [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft ongehuwd samengewoond met P [E] (hierna: [E] ). In 2000 hebben belanghebbende en [E] de samenwoning verbroken.
Belanghebbende bezit 75% van de aandelen in [F] bv en [E] 25%.
In 1999 heeft [E] de eigendom verworven van de onroerende zaak aan de [a-straat] 32 te [G] (hierna: [H] ). [H] omvat een restaurant, een zalencentrum en een kegelbaan.
Op 25 augustus 2000 heeft [E] [H] verhuurd aan [F] bv tegen een geïndexeerde huurprijs van fl. 2.750 (€ 1.250) per maand.
[F] bv heeft [H] verhuurd aan de gebroeders [I] .
De gebroeders [I] hebben per 1 november 2006 de huur opgezegd. Daarbij hebben zij nieuwe huurders aangedragen, [J] en [K] (hierna: [J] en [K] ). [J] en [K] waren bereid een huur van € 5.800 per maand te betalen voor [H] .
De vader van belanghebbende heeft namens [F] bv in oktober 2006 een huurovereenkomst gesloten met belanghebbende. Belanghebbende heeft [H] van [F] bv gehuurd voor € 1.000 per maand.
Belanghebbende heeft op 6 oktober 2006 een huurovereenkomst met [J] en [K] gesloten, waarin hij [H] voor € 5.800 per maand aan [J] en [K] heeft verhuurd. [J] en [K] hebben de huur overgemaakt naar de privébankrekening van belanghebbende.
De huur die [F] bv aan [E] verschuldigd was, werd vanaf november 2006 door belanghebbende aan [E] overgemaakt vanaf zijn privébankrekening. Belanghebbende heeft geen huur overgemaakt aan [F] bv.
Op 24 november 2011 hebben [L] en [M] (hierna: de controlerende ambtenaren) namens de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2007 tot en met 2009. Belanghebbende bezit 17 onroerende zaken die hij zelf gebruikt, dan wel verhuurt aan derden. Een van de onroerende zaken betreft een café met discotheek aan de [b-straat] 10 in [Z] (hierna: de discotheek) die belanghebbende verhuurt aan [F] bv. De onroerende zaken heeft belanghebbende deels gefinancierd met geldleningen van vennootschappen waarvan hij (een deel van) de aandelen bezit. Ter zake van de eigen woning is geen lening vermeld. Uit het onderzoek zijn voor de aangiften IB/PVV 2008 en 2009 enkele correcties voortgevloeid voor wat betreft de betaalde rente en het gebruikelijk loon. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 9 januari 2012.
Op 24 november 2011 heeft de Inspecteur de controlerende ambtenaren eveneens een boekenonderzoek laten instellen bij [F] bv naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschaps- en omzetbelasting 2007 tot en met 2009. Als bedrijfsactiviteit van [F] bv hebben de controlerende ambtenaren in het rapport van 9 januari 2012 vermeld, dat de bv de discotheek heeft geëxploiteerd.
[L] , een van de controlerende ambtenaren, heeft verklaard dat hij tijdens het boekenonderzoek geen inzage heeft gehad in de huurovereenkomsten inzake [H] . Evenmin heeft hij in de administratie van [F] bv aanwijzingen gevonden van de huur en verhuur van [H] .
De aanslagen IB/PVV 2007 tot en met 2009 dragen de volgende dagtekeningen: 9 december 2011 (IB/PVV 2007), 27 januari 2012 (IB/PVV 2008) en 4 april 2012 (IB/PVV 2009).
De Belastingdienst heeft een onderzoek ingesteld naar de eigendom van onroerende zaken die in gebruik zijn bij horecabedrijven. Hierbij zijn de gegevens in het kadaster geraadpleegd en is de afdeling Waardecontrole van de Belastingdienst betrokken geweest. Uit dat onderzoek bleek dat [H] eigendom was van [E] en dat [J] en [K] [H] van belanghebbende huurden. De resultaten van dit onderzoek heeft de Inspecteur in het vierde kwartaal van 2012 ontvangen. Aan de hand van deze resultaten heeft de Inspecteur nader onderzoek bij belanghebbende ingesteld, waarbij hem is gebleken dat belanghebbende [H] voor € 1.000 heeft gehuurd van [F] bv en voor € 5.800 heeft verhuurd aan [J] en [K] .
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur beschikt over een nieuw feit dat het opleggen van de navorderingsaanslagen rechtvaardigt en of de Inspecteur terecht een voordeel uit aanmerkelijk belang heeft aangenomen ter zake van de huur en verhuur door belanghebbende van [H] . Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de navorderingsaanslagen, vermindering van de aanslagen IB/PVV 2010 en 2011 tot de aangegeven bedragen en vermindering van de aanslag ZVW 2011 tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 13.500.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank, waarbij hij uitgaat van de vermindering van de belastingaanslagen en de aanslag ZVW 2011 tot de volgende inkomens:
Belastbaar inkomen Belastbaar inkomen Belastbaar inkomen Bijdrage-
uit werk en woning uit aanmerkelijk belang uit sparen en beleggen inkomen
2007 € 121.396 € 54.600 € 79.056
2008 € 35.108 € 54.600 € 76.005
2009 € 48.996 € 54.600 € 81.439
2010 € 47.996 € 54.600 € 67.153
2011 € 46.221 € 54.600 € 59.168 € 13.500