Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5203, 13/01175
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5203, 13/01175
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 juni 2016
- Datum publicatie
- 1 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:5203
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:48
- Zaaknummer
- 13/01175
Inhoudsindicatie
Bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 13/01175
uitspraakdatum: 28 juni 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 oktober 2013, nummer AWB LEE 13/438, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst Midden en Kleinbedrijf Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 420. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.350. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 113.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 oktober 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, en mr. [B] namens de Inspecteur. De voorzitter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
In de na de zitting door belanghebbende ingestuurde stukken, tot de inzending waarvan zij tijdens de zitting van 24 mei 2016 in de gelegenheid was gesteld, heeft het Hof geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen, aangezien die stukken, anders dan door belanghebbendes gemachtigde ter zitting was gesteld, geen brieven van de Inspecteur betroffen waaruit de ontvangst van een tijdig bezwaarschrift tegen de bestreden aanslag blijkt. De desbetreffende stukken zijn als bijlage aan het proces-verbaal gehecht.
2 De vaststaande feiten
Met dagtekening 31 oktober 2006 heeft de Inspecteur aan belanghebbende, vanwege het niet doen van de aangifte, ambtshalve een aanslag in de IB/PVV 2004 met aanslagnummer [000.00.000] .H46 opgelegd.
Bij brief met dagtekening 3 juni 2011, binnengekomen bij de Inspecteur op 7 juni 2011, is belanghebbende in bezwaar gekomen. Belanghebbende heeft geschreven:
“Beterft: [000.00.000]
Hierbij maak ik bezwaar tegen vernoemde aanslag. Het bezwaar behelst zowel de aanslag als de invorderingsrente. Tevens verzoek ik u uitstel van betaling.”
De Inspecteur heeft, bij brieven van 19 maart 2012 en 10 mei 2012, belanghebbende verzocht haar bezwaar te motiveren.
Bij brief van 6 december 2012 heeft de Inspecteur een vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar naar belanghebbende gestuurd.
Bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur heeft in dat geschrift voorts laten weten het bezwaar van belanghebbende vanwege het ontbreken van een motivering niet ambtshalve te kunnen beoordelen. De Inspecteur heeft de bestreden aanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking in stand gelaten.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de bestreden aanslag, beschikking heffingsrente en boetebeschikking.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.