Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5229, 15/01200 en 15/01201

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-06-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5229, 15/01200 en 15/01201

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 juni 2016
Datum publicatie
29 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:5229
Formele relaties
Zaaknummer
15/01200 en 15/01201

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Schoonmaakbedrijf. Omzetcorrecties. Vergrijpboeten. Wijziging juridische kwalificatie. Bewijs grove schuld?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 15/01200 en 15/01201

uitspraakdatum: 28 juni 2016

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] VOF te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juli 2015, nummers AWB 14/8410 en 14/8912, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van € 5.991. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 286. Bij beschikking is een vergrijpboete opgelegd van € 1.497.

1.2

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van € 5.360. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 111. Bij beschikking is een vergrijpboete opgelegd van € 1.340.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de onder 1.1 bedoelde naheffingsaanslag verminderd tot € 4.328 en de daarbij berekende heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot € 212. Daarnaast heeft hij de onder 1.1 bedoelde vergrijpboete verminderd tot € 1.082.

1.4

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de onder 1.2 bedoelde naheffingsaanslag verminderd tot € 3.006 en de daarbij berekende belastingrente dienovereenkomstig verminderd tot € 62. Daarnaast heeft hij de onder 1.2 bedoelde vergrijpboete verminderd tot € 751.

1.5

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 14 juli 2015 ongegrond verklaard.

1.6

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] , vennoot van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.

1.9

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.10

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende exploiteert een schoonmaak- en klusbedrijf en een tuintechnisch adviesbureau. De vennoten zijn [A] (hierna: [A] ) en [C] .

2.2

Op 15 februari 2013 is een boekenonderzoek aangevangen naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012. Van dit onderzoek is met dagtekening 17 juli 2013 een rapport opgemaakt. In dit rapport is, voor zover hier van belang, onder meer het volgende opgenomen:

Aangifte

De vennoten maken zelf de aangiften omzetbelasting op. De ingezonden aangiften omzetbelasting sluiten niet aan met de aangetroffen bescheiden. Op de aangiften is de verschuldigde omzetbelasting en de voorbelasting nagenoeg gelijk, zodat maandelijks een klein bedrag wordt teruggevraagd.

De vennoot de heer [A] heeft verklaard dat hij de nodige privé problemen heeft die tot het gevolg hebben dat zijn omzet drastisch is teruggelopen. Omdat hij geld nodig had om van te leven daarom heeft hij de aangiften omzetbelasting zo ingevuld dat hij geen omzetbelasting hoefde af te dragen maar slechts een gering bedrag terugkreeg.

Uit het onderzoek is gebleken dat op de ingediende aangiften omzetbelasting gefingeerde bedragen aan verschuldigde omzetbelasting en voorbelasting zijn vermeld.

Naar aanleiding van mijn aankondiging voor een boekenonderzoek heb ik op 15 februari 2013 een brief van de heer [D] (…) ontvangen. In deze brief geeft hij aan dat hij in opdracht van de Gemeente Olst-Wijhe de heer [A] coacht om een doorstart te maken met het bedrijf.

(…)

Vergrijpboete omzetbelasting

Over de correcties genoemd onder de punten 4.1 leg ik naast de naheffingsaanslagen een vergrijpboete ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 op.

Gebleken is dat de belastingplichtige bewust foutieve aangiften omzetbelasting doet waardoor er te weinig omzetbelasting wordt afgedragen. Tijdens het vorige onderzoek is de belastingplichtige hierop aangesproken, echter zonder resultaat. De belastingplichtige heeft willens en wetens wederom de aangifte omzetbelasting bewust foutief ingevuld, waardoor er een te lage afdracht is gedaan. Er is sprake van grove schuld. De vergrijpboete bedraagt 25%.

De grondslag van de boete is het bedrag van de belasting dat niet is betaald.”

2.3

In de brief van 14 februari 2013 van [D] is onder meer het volgende opgenomen:

“Door een combinatie van factoren is de heer [A] de afgelopen jaren niet in staat gebleken om binnen de gestelde termijnen zijn belastingaangifte volledig te doen. Die factoren hebben alles te maken met de moeizame relatie die de heer [A] heeft met de gemeente en met enkele van de bewoners in zijn straat.

Mondeling heeft de gemeente ambtelijk inmiddels toegegeven dat de gemeente de afgelopen vijf jaar enkele keren ten onrechte – of op zijn minst op zeer ongelukkige wijze – heeft gehandhaafd naar de heer [A] . Dit gebeurde in combinatie met enkele bewoners in de straat die elke (vermeende) activiteit van de heer [A] aangrepen om te klagen bij de gemeente. Zodoende ging geleidelijk alle energie van de heer [A] zitten in het zich verweren tegen de gemeente en tegen de buurt.

Betreffende deze situatie heeft de Overijsselse ombudsman zich in 2010 negatief uitgelaten over de handelswijze van de gemeente inzake de heer [A] . (…)

Waar tot vijf jaar terug de heer [A] kon terugkijken op een redelijke jaaromzet met zijn bedrijf, zakte de bedrijvigheid snel in elkaar. Alleen met de grootste moeite lukte het hem nog om energie te vinden voor zijn bedrijf. Een goede administratie bijhouden lukte al helemaal niet meer. Omdat het overzicht ontbrak en de inkomsten vrijwel stil vielen heeft de heer [A] de maandelijkse BTW aangifte op nihil gezet. Later – bij het opstellen van de jaarstukken – zou de af te dragen BTW en de te ontvangen BTW alsnog inzichtelijk gemaakt en verrekend worden, zo was zijn bedoeling.

Vandaar de grote vertraging in de aangiftes en de definitieve BTW afdrachten over 2010 en nu ook 2011.”

2.4

Aan belanghebbende zijn naar aanleiding van het boekenonderzoek naheffingsaanslagen opgelegd waarbij tevens vergrijpboeten van 25% van de verschuldigde omzetbelasting zijn opgelegd. Bij de uitspraken op bezwaar zijn de naheffingsaanslagen verminderd. De vergrijpboeten zijn verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslagen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd. Voorts is in geschil of aan belanghebbende terecht en tot de juiste bedragen heffingsrente c.q. belastingrente in rekening is gebracht en of de Rechtbank terecht in beide zaken griffierecht heeft geheven.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar die betrekking hebben op de vergrijpboeten en de beschikkingen inzake de heffingsrente c.q. de belastingrente alsmede tot vernietiging c.q. vermindering van de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente c.q. belastingrente.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing