Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:527, 15/00185 en 15/00186
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:527, 15/00185 en 15/00186
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 januari 2016
- Datum publicatie
- 29 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:527
- Zaaknummer
- 15/00185 en 15/00186
Inhoudsindicatie
Loonheffing. Afdrachtvermindering onderwijs. Startkwalificatie. Praktijkopleiding voor schilders. Verklaring werkloze. Vertrouwensbeginsel.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/00185 en 15/00186
uitspraakdatum: 19 januari 2016
nummer /
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 29 januari 2015, nummers AWB 14/4372 en 14/4373, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd van € 88.385, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 4.400. Tevens is bij beschikking € 4.308 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd van € 48.397, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 2.400. Tevens is bij beschikking € 1.209 aan belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen, de beschikking heffingsrente en de beschikking belastingrente. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen tegen de naheffingsaanslagen, de beschikking heffingsrente en de beschikking belastingrente ongegrond verklaard, de beroepen tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar inzake de boetebeschikkingen vernietigd en de boetebeschikkingen vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 november 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als de directeur van belanghebbende, ter bijstand vergezeld van mr. [B] , alsmede namens de Inspecteur drs. [C] en mr. [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit het opleiden van schilders. De schilders in opleiding zijn bij belanghebbende in loondienst.
Belanghebbende claimt over de jaren 2011 en 2012 de afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers die scholing volgen om op startkwalificatieniveau te komen (hierna: de afdrachtvermindering onderwijs).
De Inspecteur heeft op 4 november 2011 een boekenonderzoek aangekondigd met betrekking tot de afdrachtvermindering onderwijs. Het rapport van dit boekenonderzoek is gedagtekend 17 december 2012 en op bladzijde 8 van dit rapport wordt vermeld:
‘Op 27 juni 2012 heeft dhr. [E] op het adres van de inhoudingsplichtige een gesprek gehad met dhr. [A] met betrekking tot de startkwalificatie onderwijs. Dhr. [E] heeft bij wijze van uitzondering aangeboden dat wanneer het UWV-WERKbedrijf alsnog achteraf een individuele toetsing gaat doen voor alle betreffende personen en hiervoor een “verklaring werkloze” gaat afgeven dat dan alsnog de geclaimde startkwalificatie gehonoreerd kan worden’.
[F] van het UWV (hierna: [F] ) heeft per e-mail van 13 september 2012 aan [A] (hierna: [A] ), directeur van belanghebbende, geschreven:
‘Ik heb met de manager gesproken over de aanvragen WVA die met terugwerkende kracht beoordeeld moeten worden. Op zich staan wij hier niet afwijzend tegenover maar de manager wil graag een schriftelijke bevestiging van de belastingadviseur [Hof: bedoeld zal zijn de Inspecteur] dat hij akkoord gaat dat de WVA beschikking alsnog aangevraagd kan worden zodat jullie het financiële voordeel alsnog kunnen genereren.’
[A] heeft deze e-mail per e-mail van 14 september 2012 doorgestuurd aan de Inspecteur en daarbij de navolgende opmerking geplaatst:
‘Onderstaande mail kreeg ik gister van mijn contactpersoon bij het UWV. Zij staan er op zich niet afwijzend tegenover maar de manager wil graag een schriftelijke bevestiging van de belastingadviseur dat hij akkoord gaat dat de WVA beschikking alsnog aangevraagd kan worden zodat jullie het financiële voordeel alsnog kunnen genereren. Zou u zo vriendelijk willen zijn de met ons gemaakte afspraak per mail of brief aan mij te willen sturen zodat ik deze kan doorsturen naar het UWV.’
De Inspecteur heeft per e-mail van eveneens 14 september 2012 het volgende aan [F] geschreven:
‘naar aanleiding van ons telefoongesprek hierbij mijn gegevens. Ik heb u geinformeerd over het feit dat de Belastingdienst achteraf alsnog een aangeleverde “Verklaring werkloze” accepteert. Wij gaan hierbij vanuit dat het UWV individueel heeft getoetst en per persoon een “verklaring werkloze” afgeeft. Ik heb u ook gezegd dat het UWV zich moet realiseren dat de afgifte met terugwerkende kracht een precedentwerking kan hebben. Het zal snel rond gaan in het land en het UWV gaat zich mogelijk zeer veel werk op de hals halen als achteraf verzoeken (buiten de door het UWV gehanteerde 4 maandperiode) worden behandeld en gehonoreerd. Vele werkgevers kunnen hier dan alsnog mee komen over de afgelopen jaren.’
In de e-mail van 27 september 2012 van [F] aan de Inspecteur is vermeld:
‘Wij hebben besloten na landelijk overleg om het verzoek van [Hof: belanghebbende] af te wijzen. Ondanks dat wij het vervelend vinden dat zij dan een behoorlijk bedrag mislopen kunnen wij het niet “verkopen” om hiervoor wel toestemming te geven terwijl andere bedrijven een afwijzing krijgen bij het te laat aanvragen hiervan. [Hof: belanghebbende] krijgt nog een afwijzing van de aanvragen.’
De Inspecteur heeft bij een volgend boekenonderzoek, waarvan het rapport is gedagtekend 25 september 2013, beoordeeld of en in hoeverre belanghebbende de afdrachtvermindering onderwijs terecht heeft toegepast. De Inspecteur heeft geconstateerd dat in de administratie van belanghebbende voor geen enkele werknemer een zogenoemde ‘Verklaring werkloze’ aanwezig was. In de administratie van belanghebbende waren voor de werknemers wel bewijzen van inschrijving bij het CWI dan wel het UWV WERKbedrijf aanwezig. Op bladzijde 7 van genoemd rapport wordt vermeld:
‘Naar aanleiding van dit onderzoek zijn in de loop van 2012 wel de juiste verklaringen bij het UWV-WERKbedrijf opgevraagd. Deze verklaringen zijn nu vanaf medio 2012 bij de administratie aanwezig.’
De Inspecteur heeft geconcludeerd dat niet aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering onderwijs is voldaan. De teveel ontvangen afdrachtvermindering onderwijs bedraagt over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 € 88.385 en over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 € 48.397, voor welke bedragen naheffingsaanslagen zijn opgelegd. De Inspecteur heeft daarbij vergrijpboetes opgelegd van 25% en het totaal van de boetebeschikkingen gematigd tot € 6.800, te weten € 4.400 voor 2011 en € 2.400 voor 2012.
De naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen, de beschikking heffingsrente en de beschikking belastingrente zijn door belanghebbende in bezwaar vergeefs bestreden.
De Rechtbank heeft de beroepen tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar inzake de boetebeschikkingen vernietigd en de boetebeschikkingen vernietigd. De andere beroepen zijn door de Rechtbank ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof vier verklaringen van werknemers van 23 dan wel 24 november 2015 overgelegd. Deze verklaringen luiden als volgt:
‘Hierbij verklaar ik dat ik voorafgaand van het starten van de opleiding tot … geen arbeidsverhouding heb gehad met een andere werkgever. Ik heb mij na mijn opleiding bij VMBO laten inschrijven bij UWV/CWI als werkloze en werkzoekende.’
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 recht heeft op de geclaimde afdrachtvermindering onderwijs. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen, de beschikking heffingsrente en de beschikking belastingrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.