Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6269, 15/01473

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6269, 15/01473

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 augustus 2016
Datum publicatie
26 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:6269
Zaaknummer
15/01473

Inhoudsindicatie

Leges. Verzoek WOB. Verschillende klachten.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

Nummer 15/01473

uitspraakdatum: 2 augustus 2016

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 november 2015, nummer UTR 14/6845, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vianen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is bij nota met dagtekening 16 juli 2014 ter zake van het verstrekken van kopieën in het kader van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB) een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 6,58.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 16 oktober 2014 het bedrag aan leges gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 november 2015 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft bij faxbericht van 18 november 2015 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek genomen hetwelk de heffingsambtenaar heeft beantwoord bij conclusie van dupliek. Belanghebbende heeft met dagtekening 16 juni 2016 nadere stukken ingezonden welke de griffier heeft doorgezonden aan de heffingsambtenaar.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [A] . Belanghebbende heeft in zijn nadere stukken van 16 juni 2016 meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en daarbij niet verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Op 28 mei 2014 heeft belanghebbende het volgende verzoek aan de heffingsambtenaar gedaan:

“Hierbij dien ik een verzoek om informatie in.

Ik verzoek u om mij toe te zenden (en zulks schriftelijk ook te besluiten):

1 de akten/besluiten van aanstelling/benoeming van de burgemeester en de gemeentesecretaris/algemeen directeur alsmede eventuele wijzigingsbesluiten.

2 de akten/besluiten van aanstelling/benoeming alsmede eventuele wijzigingsbesluiten van alle, doch maximaal 3, opsporingsambtenaren die verbonden zijn aan uw organisatie althans ten behoeve van uw organisatie werkzaam zijn.

3 de actuele akte van opsporingsbevoegdheid van de(zelfde) personen bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).

4 de akten/besluiten van beëdiging, zijnde de akte van eed of belofte (als bedoeld in artikel 9 BARP of vergelijkbare toepasselijke bepaling) van de(zelfde) personen bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).

(…)

Dit verzoek doe ik op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Als ik voor de inwilliging van dit verzoek aan u kosten verschuldigd ben, verzoek ik u mij dat en het totaalbedrag te laten weten voordat er kosten verschuldigd worden c.q. de stukken worden toegezonden. Voorts merk ik op dat op de website van de Rijksoverheid staat: “Bij de Rijksoverheid worden voor de behandeling van Wob verzoeken over het algemeen geen kosten in rekening gebracht.”. Voor andere overheidslagen zie ik geen reden voor een verschillende behandeling wat het berekenen van kosten betreft.

2.2

Bij besluit van 4 juli 2014 heeft de heffingsambtenaar, namens het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college), besloten tot openbaarmaking van vijf documenten. Deze documenten, die veertien pagina’s besloegen, zijn samen met het besluit van 4 juli 2014 aan belanghebbende toegezonden. Daarbij heeft de heffingsambtenaar onder verwijzing naar de Legesverordening 2008 vermeld dat de kosten om aan het verzoek te kunnen voldoen € 6,58 bedragen en dat belanghebbende daarvoor een acceptgiro krijgt toegestuurd.

2.3

Belanghebbende heeft dit WOB-verzoek bij een groot aantal gemeenten gedaan. Een kantoorgenoot van [B] , de partner van belanghebbende, heeft daarna namens belanghebbende bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De partner van belanghebbende heeft in de media hierover verklaard dat dit zo is gedaan om gemeenten te testen en om aan te tonen dat het ‘zeer droevig is gesteld met de uitvoering van de WOB’. Uit de correspondentie in het dossier blijkt dat belanghebbende niet over het bezwaar tegen het WOB-verzoek gebeld wilde worden door de heffingsambtenaar, tenzij het om het hoorgesprek ging.

2.4

De Rechtbank heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 165. Belanghebbende heeft daarover schriftelijk contact gehad met de Rechtbank – faxberichten van 8 december 2014 respectievelijk 26 januari 2015 – omdat zij meende dat het bedrag beperkt diende te blijven tot € 45. De Rechtbank heeft daarop niet gereageerd. Volgens op 8 juli 2016 aan de griffier van het Hof telefonisch verstrekte informatie van de Rechtbank is geen vermindering van het griffierecht verleend.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Partijen houdt in hoger beroep de volgende kwesties verdeeld:

– is sprake van partijdigheid (geweest) bij de Rechtbank en dient uit dien hoofde terugwijzing te volgen;

– is sprake van misbruik van procesrecht door belanghebbende;

- is sprake van een voorwaardelijke aanvraag, en zo ja, heeft belanghebbende verzocht om legesplichtige fotokopieën;

- had het kostenverhaal niet via de Legesverordening maar via de WOB moeten worden bepaald;

- is het aanslagbiljet een schriftelijke kennisgeving zoals wettelijk voorgeschreven;

- heeft belanghebbende een voorwaardelijke aanvraag gedaan;

- is in de kennisgeving dan wel het aanslagbiljet naar de verkeerde Legesverordening - ten gevolge van een voor belanghebbende kenbare verschrijving - verwezen;

- is de Legesverordening niet verbindend nu slechts de daadwerkelijke kosten mogen worden geheven welke de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt;

- is een te groot aantal fotokopieën in rekening gebracht en derhalve (ook) in zoverre ten onrechte leges in rekening gebracht;

- is sprake van een dubbele aanslag en

- heeft de Rechtbank een te hoog bedrag aan griffierecht geheven?

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert – naar het Hof begrijpt – primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank en tot vergoeding van de gemaakte proceskosten rechtens alsmede tot vergoeding van de geheven griffierechten (Rechtbank en Hof), en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van het in rekening gebrachte bedrag aan leges en tot vergoeding van de gemaakte proceskosten rechtens alsmede tot vergoeding van de geheven griffierechten (Rechtbank en Hof).

3.4

De heffingsambtenaar concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep althans tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing