Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6584, 15/01342

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6584, 15/01342

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 augustus 2016
Datum publicatie
22 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:6584
Zaaknummer
15/01342

Inhoudsindicatie

Aftrek van studiekosten bij tempobeurs is alleen mogelijk in het betreffende studiejaar.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 15/01342

uitspraakdatum: 17 augustus 2016

Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 september 2015, nummer LEE 14/5222, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/ kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.645. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 166.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 september 2015 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.767, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de Inspecteur opgedragen aan belanghebbende het griffierecht te vergoeden.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2016 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door [B] . Belanghebbende is niet verschenen. Belanghebbende heeft tien minuten voor aanvang van de zitting telefonisch contact opgenomen met de griffie van het Hof met de mededeling dat hij zich heeft vergist in de datum van de mondelinge behandeling en daarom niet aanwezig zal zijn. Deze mededeling heeft de behandelende rechter na sluiting van het onderzoek ter zitting bereikt. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gevonden het onderzoek te heropenen en een tweede mondelinge behandeling te gelasten.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende, geboren [in] 1976, is in 2011 werkzaam bij [C] B.V.

2.2

Met dagtekening 15 januari 2011 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV 2011 opgelegd met een terug te ontvangen bedrag van € 4.121.

2.3

Omstreeks 17 maart 2012 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2011 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.119, bestaande uit € 43.225 loon, € 9.580 negatieve inkomsten eigen woning en € 5.526 scholingsuitgaven. Belanghebbende heeft daarbij de volgende scholingsuitgaven opgevoerd (in €):

Collegegeld

1.378

Studieboeken en materialen

961

Studie met studiefinanciering in vorige jaren

3.687

Totaal

6.026

Drempel

500

Aftrekbare scholingsuitgaven

5.526

2.4

Met dagtekening 2 juni 2012 is een tweede voorlopige aanslag IB/PVV 2011 opgelegd, conform de ingediende aangifte.

2.5

Bij brief van 16 december 2013 heeft de Inspecteur om nadere informatie verzocht in verband met de opgevoerde scholingsuitgaven. Op 19 februari 2014 heeft de Inspecteur dit verzoek herhaald.

2.6

Bij brief van 20 maart 2014 heeft belanghebbende aangegeven het eerste verzoek om informatie niet te hebben ontvangen, waarna de Inspecteur op 2 april 2014 zijn vragen over de scholingsuitgaven opnieuw aan belanghebbende heeft toegezonden.

2.7

Bij brief van 24 april 2014 reageert belanghebbende op de gestelde vragen.

2.8

Bij brief met dagtekening 8 mei 2014 maakt de Inspecteur zijn voornemen om af te wijken van de ingediende aangifte kenbaar. De Inspecteur stelt de aanslag IB/PVV 2011 met dagtekening 27 juni 2014 vast naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.645. Hierbij is geen rekening gehouden met de scholingsuitgaven.

2.9

Bij brief van 5 augustus 2014, ontvangen door de Inspecteur op 6 augustus 2014, tekent belanghebbende bezwaar aan tegen de opgelegde aanslag.

2.10

Bij brief met dagtekening 3 september 2014 verzoekt de Inspecteur om nadere informatie.

2.11

Bij uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

2.12

In de beroepsfase heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat het collegegeld ten bedrag van € 1.378 als scholingsuitgaven kan worden aangemerkt en dat het belastbaar inkomen, rekening houdend met de drempel van € 500, dient te worden vastgesteld op € 32.767. De Rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.

2.13

Belanghebbende heeft in hoger beroep een “verklaring ten behoeve van de belastingdienst” van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: de DUO) van 15 september 2015 overgelegd. In deze verklaring staat:

-

Op de heer [X] was de regeling van de tempobeurs van toepassing;

-

De heer [X] heeft over de studiejaren 1996-1997, 1997-1998, 1998-1999 en 1999-2000 onvoldoende studieresultaten behaald;

-

Op grond van artikel 31a lid 2 en 31d lid 1 van de wet op de studiefinanciering en voor het studiejaar 1999-2000 op grond van 10.7 lid 3 van de wet studiefinanciering 2000 geldend tot 1 september 2015 is daarom de basisbeurs en de aanvullende beurs van rechtswege omgezet in een definitieve rentedragende lening;

-

Deze rentedragende lening dient de heer [X] terug te betalen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs;

-

De volgende bedragen zijn omgezet:

(Hof: volgt een opsomming van de periodes en de bedragen)

- De omzettingen hebben plaatsgevonden op 6 december 1997 (studiejaar 1996-1997), 12 december 1998 (studiejaar 1997-1998), 10 december 1999 (studiejaar 1998-1999) en 9 december 2000 (studiejaar 1999-2000).

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de aanslag te hoog is vastgesteld, welke vraag door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord. Meer specifiek is in geschil of studieboeken en materialen ad € 961 en studiefinanciering ad € 3.687 aftrekbaar zijn als scholingsuitgaven.

3.2

Belanghebbende voert in hoger beroep aan dat hij recht heeft op aftrek terzake van aanschafte studieboeken en een in de jaren 1996-2000 gevolgde studie met studiefinanciering.

3.3

De Inspecteur heeft in hoger beroep het standpunt ingenomen een aftrek voor studieboeken ten bedrage van totaal € 48 te accepteren. De Inspecteur heeft de aftrek voor scholingsuitgaven voor een hoger bedrag gemotiveerd weersproken.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.6

De Inspecteur concludeert tot gegrond verklaring van het hoger beroep en tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.719.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing