Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6660, 15/01244 t/m 15/01246
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6660, 15/01244 t/m 15/01246
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 augustus 2016
- Datum publicatie
- 26 augustus 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:6660
- Zaaknummer
- 15/01244 t/m 15/01246
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Ontvankelijkheid bezwaar. Belasting en boete. Te late indiening door adviseur.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/01244 tot en met 15/01246
uitspraakdatum: 16 augustus 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 augustus 2015, nummers AWB 14/2492 tot en met 14/2494, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.315. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 330. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 2.587.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.862. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 783.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 59.862. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 72.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard en de belastingaanslagen en beschikkingen ambtshalve gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 augustus 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] en [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een eenmanszaak die als bedrijfsactiviteiten heeft de in- en verkoop van pluimveevlees.
De dagtekening van de onder 1.1 bedoelde navorderingsaanslag en beschikkingen is 28 mei 2013. De Inspecteur heeft op 15 juli 2013 een hiertegen gericht bezwaarschrift ontvangen met de dagtekening 11 juli 2013.
De dagtekening van de onder 1.2 en 1.3 bedoelde aanslagen en beschikkingen is 14 juni 2013. De Inspecteur heeft op 13 september 2013 een hiertegen gericht bezwaarschrift ontvangen met de dagtekening 12 september 2013.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Primair is in geschil de ontvankelijkheid van de bezwaren. Subsidiair is in geschil of de belastingaanslagen en beschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de te late indiening van de bezwaarschriften haar niet kan worden verweten. De adviseur heeft de bezwaarschriften te laat ingediend. Er is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Voor zover het de vergrijpboete betreft, kan belanghebbende de toegang tot de rechter niet worden ontzegd. Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat de Inspecteur de bewijslast ten onrechte heeft omgekeerd en verzwaard en van een te hoge brutowinstmarge is uitgegaan. De Inspecteur bewijst niet dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. Er is geen sprake van opzet, zodat de vergrijpboete ten onrechte is opgelegd.
De Inspecteur stelt zich primair op het standpunt dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. De Inspecteur stelt zich subsidiair op het standpunt dat de belastingaanslagen en beschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. De boekhouding van belanghebbende is geen betrouwbare basis voor de belastingheffing gebleken en belanghebbende heeft relatief en absoluut niet de vereiste aangiften gedaan. De bewijslast rust op belanghebbende, die niet erin is geslaagd aan te tonen dat de correcties onjuist zijn. De vergrijpboete is terecht opgelegd.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, en tot ontvankelijkverklaring van de bezwaren en vernietiging c.q. matiging van de belastingaanslagen en beschikkingen.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.