Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6922, 15/01402 tm 15/01405
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6922, 15/01402 tm 15/01405
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2016
- Datum publicatie
- 9 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:6922
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:6414, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1102
- Zaaknummer
- 15/01402 tm 15/01405
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting. Ontbrekende facturen. Vergrijpboete.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/01402 tot en met 15/01405
uitspraakdatum: 30 augustus 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , .wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 oktober 2015, nummers AWB 15/256 tot en met 15/259, in het geding tussen belanghebbenden en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Hoofddorp (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 879. Verder is een boete opgelegd van € 87 en is een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 74.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 1.947. Verder is een boete opgelegd van € 194 en is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 120.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 3.278. Verder is een boete opgelegd van € 327 en is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 103.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 402. Verder is een boete opgelegd van € 40.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 27 december 2014 de naheffingsaanslagen, de beschikking heffingsrente, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 20 oktober 2015 de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij brief van 22 oktober 2015, ingekomen bij het Hof op 23 oktober 2015, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2016 te Arnhem. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [A] en [B] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende heeft met ingang van 1 juni 2000 een onderneming gedreven onder de handelsnaam [C] . Daarnaast is belanghebbende op 17 mei 2003 een taxibedrijf gestart.
In 2006 heeft belanghebbende voor de duur van vijf jaar een opdracht voor het bedienen van de bruggen in de gemeente [D] verworven. Eind 2006 heeft de gemeente het contract opgezegd. Belanghebbende heeft niet ingestemd met de opzegging en heeft daarover tot en met de Hoge Raad geprocedeerd. De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2013, nr. 12/03040, arrest gewezen.
Het taxibedrijf is op 12 december 2007 beëindigd. Gedurende de jaren 2007 en 2008 heeft belanghebbende als uitzendkracht van [C] bij [E] als chauffeur gewerkt.
In 2011 en 2012 is belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam geweest bij [E] .
Vanaf 2013 heeft belanghebbende een bijstandsuitkering en volgt hij een bacheloropleiding rechtsgeleerdheid. Hij is werkzoekende.
Op 28 maart 2014 is de onderneming [C] uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Met ingang van 30 april 2014 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld om de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2009 tot en met 1 april 2014 te beoordelen. Het onderzoek heeft zich in het bijzonder gericht op de in aftrek gebrachte omzetbelasting.
De controleambtenaar heeft van het bezoek op 30 april 2014 de volgende aantekening gemaakt:
“administratie ingezien, dan wel wat er voor door moet gaan.
dramatisch alles zit in ordners gepropt, [belanghebbende] is niet ter zake kundig. Hij heeft geen adviseur meer.
alle facturen die zijn vorige adviseur over de afgelopen jaren NIET in aftrek heeft gebracht om wat voor reden dan ook, heeft [belanghebbende] achteraf in zijn aangifte OB gepropt en in aftrek gebracht.
e.e.a. bekeken en geconstateerd dat het overgrote deel privé was en hem dit medegedeeld.
na telefonisch overleg hem opnieuw bezocht omdat ik alles verkeerd had gezien!!????
hem het voordeel van de twijfel gegund en een tweede afspraak gemaakt, en hem de opdracht gegeven alle zakelijke facturen te verzamelen … en deze dan bij het tweede bezoek te herbeoordelen.”
Tijdens het onderzoek heeft de controleambtenaar telefonisch contact gehad met de voormalige belastingadviseur van belanghebbende. In dit telefoongesprek is naar voren gekomen dat de adviseur de geclaimde voorbelasting inzake de (advocaat)kosten uit 2010 al in aftrek heeft gebracht in de aangiften omzetbelasting over 2010. De controleambtenaar heeft het volgende hierover vastgelegd:
“ook telefonisch contact gehad met de vroegere accountant, deze heeft verklaard alle ter zaken doende zakelijke facturen in het verleden in aftrek te hebben gebracht, maar dat [belanghebbende] zelf denkt dat alles wel kan en zakelijk is!!!”
In het rapport van het boekenonderzoek, met dagtekening 22 september 2014, is onder meer het volgende vermeld:
“3.4 Voorbelasting
Belastingplichtige had recht op aftrek van voorbelasting. Omzetbelasting mag terug gevraagd worden over de betaalde omzetbelasting op de gemaakte kosten. Deze kosten moeten te allen tijde onderbouwd kunnen worden door middel van bonnen of andere bescheiden waaruit onomstotelijk blijkt dat de gemaakte kosten daadwerkelijk door de onderneming ter bestrijding van zakelijke kosten zijn gemaakt. De facturen inzake de gemaakte kosten zijn beoordeeld en deels akkoord. Tijdens de controle heeft [belanghebbende] aangegeven dat de voorbelasting betrekking had op ten onrechte niet in aftrek gebrachte voorbelasting inzake advocaatkosten door de toenmalige adviseur [F] over de jaren 2008 tot en met 2010.
Primair dient er aan de inspecteur een verzoek te worden gericht om de aangiften te herzien over deze genoemde jaren omdat niet alle voorbelasting in aftrek is gebracht. Als de achteraf in aftrek gebrachte voorbelasting betrekking heeft op zakelijke kosten die niet eerder in aftrek zijn gebracht kan hier om praktische redenen in worden berust.
Beoordeling kosten
Tijdens de controle op 30 april 2014 is geconstateerd dat de administratie bestond uit een verzameling ordners met facturen. Een grootboek over de jaren 2009 tot en met 2014 was niet aanwezig. Op verzoek van [belanghebbende] heeft er een tweede beoordeling plaatsgevonden op 8 mei 2014, met het verzoek van ons om tijdens dit bezoek alle facturen te ordenen en de zakelijke, niet eerder in aftrek gebrachte kosten te overleggen. Dit heeft echter niet geleid tot andere inzichten.
Na afloop van de tweede beoordeling is [belanghebbende] een uitstelperiode toegezegd tot juli 2014 om alsnog een overzicht te overleggen van de juiste in aftrek te brengen voorbelasting Er is [belanghebbende] het advies gegeven contact op te nemen met zijn voormalige adviseur [F] om het een en ander nader te onderbouwen Er is geen overzicht van de juiste kosten overlegd na deze uitstelperiode.
Jaren 2009 en 2010
Inzake de jaren 2009 en 2010 is de administratie gevoerd door de adviseur en zijn alle facturen beoordeeld op zakelijkheid en is de voorbelasting op de juiste wijze in aftrek gebracht.
Jaar 2011
Voor het jaar 2011 is de administratie gevoerd door [belanghebbende] zelf (…).
Tijdens de controle is telefonisch contact geweest met de adviseur [F] uit [G] . Uit dit telefoongesprek is duidelijk gebleken dat de adviseur de geclaimde voorbelasting inzake de (advocaat)kosten uit 2010 al in het jaar 2010 in aftrek heeft gebracht in de aangifte omzetbelasting 2010. Gezien het feit dat voorbelasting niet tweemaal in aftrek kan worden gebracht zal de ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting op de volgende wijze worden nageheven:
Voorbelasting volgens aangifte 2011 € 1038
Juiste voorbelasting 2011 € 159
Na te heffen € 879
Jaar 2012
Voor het jaar 2012 is op aangifte een totaal bedrag aan voorbelasting in aftrek gebracht van € 2.313. Na beoordeling van de facturen zij de volgende kosten als zakelijk aangemerkt en in het jaar 2012 in aftrek te brengen:
(…) € 366
De overig in aftrek gebrachte voorbelasting heeft betrekking op advocaatkosten die reeds in eerdere aangiften door de adviseur in aftrek zijn gebracht.
Voorbelasting volgens aangifte 2012 € 2313
Juiste voorbelasting 2012 € 366
Na te heffen € 1947
Jaar 2013
Voor het jaar 2013 is op aangifte een totaal bedrag aan voorbelasting in aftrek gebracht van € 3.956. Na beoordeling van de facturen zij de volgende kosten als zakelijk aangemerkt en in het jaar 2013 in aftrek te brengen:
(…) € 678
De overig in aftrek gebrachte voorbelasting heeft betrekking op kosten die reeds in eerdere aangiften door de adviseur in aftrek zijn gebracht.
Voorbelasting volgens aangifte 2012 € 3956 (het Hof leest: 2013)
Juiste voorbelasting 2013 € 678
Na te heffen € 3278
Jaar 2014
Inzake het jaar 2014 zijn in het geheel geen facturen overlegd.
Voorbelasting volgens aangifte € 402
Juiste voorbelasting 2014 € 0
Na te heffen € 402
(…)
5 Vergrijpboete omzetbelasting
Over de correcties (…) ben ik voornemens naast de naheffingsaanslag een vergrijpboete ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR) en paragraaf 25 en 28 Besluit bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 op te leggen. De voorgenomen vergrijpboete bedraagt 25%.
De grondslag van de boete is het feit dat gesteld mag worden dat belastingplichtige op de hoogte was van het feit dat de adviseur de voorbelasting al in aftrek had genomen in de jaren waarop de kosten betrekking hadden. Het ten onrechte opnieuw in aftrek te brengen in latere jaren is gelijk te stellen aan een geval van onachtzaamheid, gelijk te stellen met grove schuld.
(…)
Matiging boete
Gezien de persoonlijke omstandigheden en de financiële positie van [belanghebbende] zal de vergrijpboete worden gematigd tot 10%.”
De Inspecteur heeft de in het controlerapport genoemde bedragen aan voorbelasting over de desbetreffende tijdvakken nageheven. Verder heeft de Inspecteur vergrijpboetes van 10 percent opgelegd. Belanghebbende heeft zowel tegen de naheffingsaanslagen als de vergrijpboetes bezwaar gemaakt.
Bij brief van 21 november 2014 heeft de Inspecteur zijn voornemen tot uitspraak op de ingediende bezwaren kenbaar gemaakt en is belanghebbende in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Als bijlage bij het beroepschrift in eerste aanleg heeft belanghebbende een kopie van een brief van 26 november 2014 gevoegd, waarin hij het volgende aan de Inspecteur zou hebben geschreven:
“Middels dit schrijven en in antwoord op uw schrijven van 21 november laat ik u weten dat reeds door mij is aangegeven dat [de Inspecteur] gezien de omstandigheden van het geval in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
(…)
Dient mij te vermelden dat de belastingdienst zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te houden heeft. U kunt mij horen.”
Bij brief van 9 december 2014 heeft de Inspecteur een toelichting gegeven op de uitspraken op bezwaar die nog per separate post aan belanghebbende worden toegezonden. In deze brief is onder meer het volgende opgemerkt:
“Hoorrecht
Naar aanleiding van dit bezwaar bent u uitgenodigd om te worden gehoord. U heeft echter geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om dit bezwaar toe te lichten. Ik heb mijn beslissing daarom genomen op basis van de informatie in uw bezwaarschrift.
(…)
Beslissing
De feiten en omstandigheden zoals vermeld in het rapport geven mij geen aanleiding af te wijken van de opgelegde naheffingsaanslagen en vergrijpboete. (…)”
De Rechtbank heeft niet aannemelijk geacht dat belanghebbende terecht omzetbelasting in aftrek heeft gebracht, zodat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat teveel voorbelasting in aftrek is gebracht, zodat ook de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De Rechtbank heeft de ingestelde beroepen dan ook ongegrond verklaard.