Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7593, 15/01369 tm 15/01371
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7593, 15/01369 tm 15/01371
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 september 2016
- Datum publicatie
- 23 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:7593
- Zaaknummer
- 15/01369 tm 15/01371
Inhoudsindicatie
Met door de werkgever ter beschikking gestelde auto gereden vakantiekilometers vormen privékilometers. Huurovereenkomst tussen werkgever en belanghebbende maakt dit niet anders.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 15/01369, 15/01370 en 15/01371
uitspraakdatum: 20 september 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 september 2015, zaaknummers LEE 14/5318, 14/5319 en 14/5320, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/SMP/Special Auto (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) en premie Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bedrag van in totaal € 2.420. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 170. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 163.
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de LB/PVV en premie ZVW opgelegd naar een bedrag van in totaal € 2.971. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 136. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 177.
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de LB/PVV, premie ZVW en premie werknemersverzekeringen opgelegd naar een bedrag van in totaal € 4.028. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 63. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 268.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bestreden naheffingsaanslagen alsmede de beschikkingen heffingsrente en de beschikking belastingrente gehandhaafd. Daarnaast heeft hij de boete verminderd tot nihil.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 september 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [A] , alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam bij [D] BV (hierna: de werkgever). De werkgever heeft belanghebbende een auto ter beschikking gesteld, welke belanghebbende mag gebruiken voor zowel zakelijke als privédoeleinden. Gedurende de periode 1 januari 2011 tot en met 28 februari 2011 betrof het een Fiat Doblo, kenteken [00-YYY-0] , met een cataloguswaarde van € 18.288, en gedurende de periode 1 maart 2011 tot en met 31 december 2013 een Seat Leon, kenteken [01-YYY-1] , met een cataloguswaarde van € 30.918.
Op 20 september 2007 heeft belanghebbende de Belastingdienst om een beschikking Verklaring geen privégebruik auto als bedoeld in art. l3bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de verklaring) verzocht. Op 1 oktober 2007 is door de Belastingdienst positief op dit verzoek beslist. De werkgever heeft, met inachtneming van de verklaring, over de jaren 2011, 2012 en 2013 geen loonbelasting ingehouden ter zake van de forfaitaire bijtelling voor privégebruik van een auto.
Op verzoek van de Belastingdienst heeft belanghebbende ter controle van de verklaring, over de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn rittenregistratie overgelegd. Hieruit blijkt dat belanghebbende over het jaar 2011 239 niet aan vakantie gerelateerde privé-kilometers en 4.207 vakantiekilometers heeft verreden. Voor het jaar 2012 heeft belanghebbende 482 niet aan vakantie gerelateerde privékilometers en 3.662 vakantiekilometers verreden en voor het jaar 2013 308 niet aan vakantie gerelateerde privé-kilometers en 2.713 vakantiekilometers.
Voor het gebruik van de auto gedurende de vakantieperiodes heeft belanghebbende zijn werkgever telkens het verzoek gedaan de auto te kunnen huren tegen een vergoeding. De werkgever is hiermee telkens akkoord gegaan. Belanghebbende en de werkgever hebben daartoe overeenkomsten opgesteld (hierna aangeduid als: de overeenkomsten). In de overeenkomsten is onder de aanhef “betreft” vermeld: “huur auto van de zaak Seat Leon met kenteken [01-YYY-1] ”. In de overeenkomsten is voorts vermeld dat aan belanghebbende een vergoeding in rekening wordt gebracht voor het gebruik van de auto gedurende de vakantieperiodes. Deze vergoedingen bedroegen € 1.150 voor het jaar 2011, € 700 voor het jaar 2012 en € 450 voor het jaar 2013. De overeenkomsten met betrekking tot 2011 en 2012 zijn door zowel belanghebbende als de werkgever ondertekend, de overeenkomst uit 2013 uitsluitend door belanghebbende.
De Inspecteur heeft uit hetgeen is vermeld onder 2.3 en 2.4 de conclusie getrokken dat in alle drie de jaren de grens van 500 privé-kilometers is overschreden en aan belanghebbende de bestreden naheffingsaanslagen opgelegd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur bij het opleggen van de bestreden naheffingsaanslagen terecht de vakantiekilometers mede in aanmerking heeft genomen als privékilometers.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de bestreden naheffingsaanslagen.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.