Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7629, 15/01335
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7629, 15/01335
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 september 2016
- Datum publicatie
- 23 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:7629
- Zaaknummer
- 15/01335
Inhoudsindicatie
Motorrijtuigenbelasting. Verzuimboete. Tijdige betaling?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/01335
uitspraakdatum: 13 september 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 augustus 2015, nummer AWB 14/7790, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 15 mei 2014 tot en met 14 augustus 2014 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 96. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 147.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 27 augustus 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door [B] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is blijkens het kentekenregister met ingang van 15 augustus 2008 houder van het motorrijtuig met kenteken [00-YYY-0] .
Belanghebbende heeft op 24 juli 2014 € 96 aan motorrijtuigenbelasting betaald voor het tijdvak 15 mei 2014 tot en met 14 augustus 2014 (hierna: het tijdvak).
Met dagtekening 31 juli 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 96 en bij beschikking een verzuimboete van € 147 opgelegd omdat de motorrijtuigenbelasting over het tijdvak niet tijdig zou zijn betaald. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag op 15 augustus 2014 na verwerking van de onder 2.2 vermelde betaling ambtshalve verminderd tot nihil en de verzuimboete gehandhaafd.
Met dagtekening 2 mei 2014 heeft de Inspecteur over het tijdvak 15 februari 2014 tot en met 14 mei 2014 aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 96 opgelegd omdat de motorrijtuigenbelasting niet tijdig zou zijn betaald. Belanghebbende heeft deze motorrijtuigenbelasting op 24 april 2014 betaald. De Inspecteur heeft deze naheffingsaanslag met dagtekening 16 mei 2014 ambtshalve verminderd tot nihil.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de verzuimboete terecht aan belanghebbende is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende de over het tijdvak verschuldigde belasting tijdig heeft betaald. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd. Belanghebbende voert aan dat de Rechtbank van verkeerde feiten is uitgegaan. Zo heeft hij nooit gesteld dat hij niet op de hoogte kon zijn van de betalingstermijn en is de Rechtbank ten onrechte ervan uitgegaan dat de rekening is verstuurd. Dit laatste heeft de Inspecteur niet bewezen. De Inspecteur heeft niet bewezen dat aan de criteria van artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is voldaan. Uit artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekend is gemaakt. Aangezien de beschikking is gedateerd 31 juli 2014, heeft zij pas vanaf 31 juli 2014 rechtsgevolgen. Op dat moment was de verschuldigde belasting al betaald, zodat er geen grond was om een boete op te leggen. De Inspecteur heeft het beroep van belanghebbende op artikel 3:40 van de Awb niet weersproken en dus staat vast dat de boete ten onrechte is opgelegd. De Rechtbank heeft dit punt ten onrechte niet in haar oordeelsvorming betrokken.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Belanghebbende heeft de verschuldigde belasting na de in artikel 15, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) voorgeschreven termijn betaald. Dit betekent dat de belasting niet is betaald binnen de door de belastingwet bepaalde termijn en dit levert een van de beboetbare verzuimen op genoemd in artikel 67c, eerste lid, van de AWR.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar die betrekking heeft op de verzuimboete en vernietiging van de boetebeschikking.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.