Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7630, 15/00130
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7630, 15/00130
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 september 2016
- Datum publicatie
- 30 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:7630
- Zaaknummer
- 15/00130
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Aftrek specifieke zorgkosten. Aftrek van rente op geldleningen.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00130
uitspraakdatum: 20 september 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 februari 2015, nummer AWB 14/3382, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.732. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 141.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.050 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot € 127.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 februari 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] namens de Inspecteur. Belanghebbende is – zonder bericht – niet verschenen. Belanghebbende heeft bij brief van 11 augustus 2016, ontvangen door het Hof op 12 augustus 2016, verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling voor onbepaalde tijd. Aan belanghebbende is op zijn verzoek eenmaal eerder uitstel van de mondelinge behandeling verleend. De door belanghebbende in zijn brief van 11 augustus 2016 genoemde persoonlijke omstandigheden rechtvaardigen geen uitstel voor onbepaalde tijd. In dit verband heeft het Hof het belang van een goede rechtspleging en het belang van de Inspecteur afgewogen tegen het belang van belanghebbende en geoordeeld dat van een gewichtige reden die tot uitstel van de mondelinge behandeling noopt, geen sprake is. Het Hof heeft het verzoek van belanghebbende bij brief van 12 augustus 2016 afgewezen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft zijn aangifte IB/PVV 2010 op papier ingediend met dagtekening 7 november 2011. Bij vraag 3 (AOW, pensioen, lijfrente, bijstand en andere uitkeringen) heeft hij het volgende vermeld onder 3a:
Naam van de uitkeringsinstantie(s) Ingehouden loonheffing Pensioen of uitkering
PMA € 431 € 1294
SVB € 2032 € 6087
ABP € 778 € 2368
Totaal € 3241 € 9749
Op het aangifteblad heeft belanghebbende hieronder het volgende geschreven:
“Wilt u voor inkomsten UWV uitgaan van inkomsten bij u bekend
Kan deze gegevens niet meer vinden”
Met dagtekening 9 december 2011 is een voorlopige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.749. De voorlopige aanslag heeft tot een teruggaaf van € 2.401 geleid.
De Inspecteur heeft bij brief van 14 november 2012 medegedeeld dat belanghebbende zijn uitkering van het UWV niet heeft aangegeven. Volgens de Inspecteur bedraagt de uitkering € 25.983 waarop € 7.356 aan loonheffing is ingehouden. De Inspecteur deelt mee dat het belastbare inkomen uit werk en woning wordt verhoogd met € 25.983 tot € 35.732 en dat de te verrekenen voorheffingen worden verhoogd met € 7.356 tot € 10.597. De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief met dagtekening 19 november 2012, waarvan de inhoud van gelijke strekking is als die van de brief van 14 november 2012, in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit voornemen.
Bij brief van 27 november 2012 heeft belanghebbende gereageerd op het voornemen van de Inspecteur. Belanghebbende geeft daarin aan aanspraak te maken op persoonsgebonden aftrek, te weten uitgaven voor specifieke zorgkosten. Deze kosten zijn als volgt berekend en gespecificeerd:
“premie C.Z. € 1644,-
eigen risico - 250,-
Dela - 152,68
huisapotheek - 400,-
huishoudelijke hulp - 2750,-
tuin - 650,-
in rond huis - 550,-
entree zwemmen - 88,-
div - 600,-
reiskosten - 3109,-
Tai Chi - 590,-
10773,68 [het Hof leest: 10783,68]
Reiskosten =
km
[B] 4264
huisarts 96
ziekenhuis 45
fysio/zwemmen [C] 3150
sauna 1600
fysio [D] 1950
[E] 4440
15545
kleine ritten hiervan zelf gereden
grote afstanden door familie, vrienden, kennissen, met mijn auto, betaal dan uiteraard zelf
benzine, hapje, drankje.”
Tevens heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht rekening te houden met een door belanghebbende afgesloten doorlopend krediet bij ING (openstaand bedrag € 20.000), een creditcard bij ING (openstaand bedrag € 1.000) en een creditcard bij Santander (openstaand bedrag € 2.500) Belanghebbende heeft erop gewezen dat hij deze bedragen heeft gebruikt om rond te komen en dat hij hierover in 2010 respectievelijk € 300, € 50 en € 78 aan rente heeft betaald.
Met dagtekening 6 december 2012 is de aanslag opgelegd. Daarbij is het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 35.732 en de te verrekenen loonheffing op € 10.597. De aanslag leidt tot een totaal te betalen bedrag van € 2.966, waarin een bedrag van € 141 aan heffingsrente is begrepen.
Belanghebbende heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij het bezwaarschrift heeft belanghebbende onder andere een kopie van zijn brief van 27 november 2012 gevoegd.
De Inspecteur heeft bij brief van 19 december 2013 aangegeven deels tegemoet te willen komen aan het bezwaar, maar ook nadere vragen gesteld. Belanghebbende heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd. Wel heeft belanghebbende diverse malen telefonisch en schriftelijk om uitstel verzocht voor het aanleveren van gegevens.
De Inspecteur heeft met dagtekening 11 april 2014 uitspraak op bezwaar gedaan. Daarbij is het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 35.050. In de brief van 26 maart 2014, de toelichting behorend bij de uitspraak op bezwaar, is vermeld dat een gedeelte van de reiskosten in aftrek is toegelaten. Het betreft om te beginnen:
reiskosten huisarts 96 km
reiskosten ziekenhuis 45 km
reiskosten fysiotherapeut 1.950 km
Totaal: 2.091 km x € 0,20 = € 418
Daarnaast heeft de Inspecteur uit coulance ook reiskosten naar [B] in aftrek toegelaten, hoewel belanghebbende voor deze kosten geen onderbouwing of medische verklaring heeft overgelegd. Het betreft 4.264 km x € 0,20. De Inspecteur heeft voor in totaal 6.355 km een bedrag van € 1.271 als reiskosten in aftrek toegelaten en daarop vervolgens een drempel van € 589 toegepast. Dit heeft geleid tot een verlaging van het belastbare inkomen uit werk en woning met € 682. De overige kosten heeft de Inspecteur niet in aftrek toegelaten.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslag tot een juist bedrag is verminderd.
Belanghebbende wijst op zijn persoonlijke omstandigheden en meent dat hiermee ten onrechte geen rekening is gehouden. Belanghebbende wil dat hij persoonlijk wordt behandeld.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de aanslag in ieder geval niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag en de beschikking heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.