Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7885, 15/01373 t/m 15/01376
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7885, 15/01373 t/m 15/01376
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2016
- Datum publicatie
- 7 oktober 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:7885
- Zaaknummer
- 15/01373 t/m 15/01376
Inhoudsindicatie
Belanghebbende, die een bedrag van € 7.331 heeft ontvangen van beleggers die door hem waren bijgestaan in een beleggingsfraudezaak, heeft niet aannemelijk gemaakt dat de betaling strekte tot vergoeding van gemaakte of te maken kosten, die niet in aftrek zijn gebracht of zullen worden gebracht. Ook heeft hij zijn ondernemerschap niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 15/01373, 15/01375 en 14/01376
uitspraakdatum: 4 oktober 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 oktober 2015, zaaknummers LEE 15/1296, LEE 15/1297, LEE 15/1298 en LEE 15/1299, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.384. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 108.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 tevens een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bijdrage inkomen van € 14.951. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 74.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.055. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 268.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 tevens een aanslag ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 9.458. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend € 22.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag in de IB/PVV 2011 deels gegrond verklaard. De Inspecteur heeft daarbij de arbeidskorting verhoogd. De vaststelling van het belastbare inkomen uit werk en woning is gehandhaafd op € 16.384. De beschikking heffingsrente heeft de Inspecteur eveneens gehandhaafd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag in de IB/PVV 2012 deels gegrond verklaard. De Inspecteur heeft de aanslag in de IB/PVV 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.006. De beschikking belastingrente heeft de Inspecteur dienovereenkomstig verminderd.
Bij beschikking vermindering definitieve aanslag van 27 maart 2015 heeft de Inspecteur de aanslag ZVW 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 4.409. De beschikking belastingrente heeft de Inspecteur dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 oktober 2015 voor zover gericht tegen de aanslag ZVW 2011 niet-ontvankelijk en voor zover gericht tegen de aanslagen in de IB/PVV 2011, IB/PVV 2012 en ZVW 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B] .
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1946.
Belanghebbende heeft 10 jaar in Litouwen gewoond en is in 2009 teruggekeerd naar Nederland en heeft sedertdien diverse activiteiten ontplooid. Hij verrichtte deze activiteiten op basis van “no cure, no pay”.
Belanghebbende heeft in 2009 en 2010 opbrengsten uit activiteiten ten behoeve van twee opdrachtnemers, te weten: Stichting [C] (2009) en Stichting [D] (2010), gegenereerd. Die opbrengsten zijn belast als resultaat uit overige werkzaamheden.
Met ingang van 1 januari 2011 heeft belanghebbende zich als financieel adviesbureau laten inschrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. In dat jaar ontving hij een lening van [E] (hierna: [E] ), waarbij één van de voorwaarden was dat sprake zou zijn van “duurzaam ondernemerschap”. Belanghebbende plaatste in 2011 een advertentie in de Harlinger Courant.
Gedagtekend 11 januari 2011 ontving belanghebbende een brief van de Belastingdienst, waarin onder meer werd opgemerkt: “Zojuist heeft u zich als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). De KvK heeft u een btw-identificatienummer verstrekt. Het nummer is [00000] . (…) Blijkt bij nadere beoordeling dat u geen ondernemer voor de omzetbelasting bent, dan vervalt het btw-identificatienummer. (..) Jaarlijks moet u voor de inkomstenbelasting een winstaangifte doen. (..) ”.
In 2011 en 2012 hielden de activiteiten van belanghebbende concreet het volgende in.
2011:
- vertegenwoordiging van 13 beleggers in de beleggingsfraudezaak [F] in hun relatie met onder meer De Nederlandse Bank, de Autoriteit Financiële Markten en de FIOD/ECD. Belanghebbende heeft in dat kader diverse financiële instellingen aansprakelijk gesteld. Met de beleggers heeft belanghebbende geen schriftelijke overeenkomsten gesloten. Belanghebbende heeft in 2011 van de beleggers een bedrag ontvangen van € 7.331;
- het verrichten van financieel economische dienstverlening ten behoeve van [G] en [H] op basis van een uurtarief van € 50. In 2011 heeft belanghebbende in verband met deze werkzaamheden € 10.000 ontvangen.
2012:
- het verrichten van financieringsinspanningen ten behoeve van de Duitse investeringsgroep [I] in de zorgsector. Belanghebbende heeft voor deze investeringsgroep onderzoek verricht naar de Nederlandse en Duitse zorgsector en zorgcentra. In 2012 heeft belanghebbende in verband met deze werkzaamheden € 17.050 ontvangen.
In 2011 en 2012 heeft belanghebbende zich ook bezig gehouden met andere projectmatige activiteiten maar hij heeft daarmee geen omzet behaald en is dienaangaande geen schriftelijke overeenkomsten met derden aangegaan. Het betreft onder meer een poging tot internationale funding van DSFactoring, onderhandelingen voor groothandel [J] in verband met de im- en export van kaas naar de Baltische staten, een LED-verlichtingsproject, de “vermarkting” van een benzeenfilter en een produkt om zuiniger auto te kunnen rijden, de webside “Inspir” met als doel ondernemers in het midden- en kleinbedrijf te helpen met crowdfunding en diverse andere internationale fundingsactiviteiten.
Belanghebbende heeft in de aangiften in de IB/PVV voor 2011 en 2012 de opbrengsten uit de hiervoor onder 2.6 genoemde activiteiten opgegeven als winst uit onderneming.
Belanghebbende heeft met ingang van 2013 geen resultaten meer behaald met zijn activiteiten. Met ingang van 31 december 2012 heeft belanghebbende zich uitgeschreven uit het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
De Inspecteur heeft door middels een boekenonderzoek de aanvaardbaarheid van de aangiften in de IB/PVV voor 2011 tot en met 2013 van belanghebbende onderzocht. In het rapport met dagtekening 6 oktober 2014 van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur het volgende geconcludeerd:
"(…) 3.2 Kwalificatie van de bron voor de inkomstenbelasting
(…) Bij de beoordeling van de activiteiten zijn de volgende feiten geconstateerd:
- er is sprake van voldoende zelfstandigheid
- belastingplichtige loopt nagenoeg geen debiteurenrisico
- belastingplichtige heeft niet geïnvesteerd (de werkzaamheden worden verricht vanuit de woning)
- er is geen sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
- belastingplichtige maakt zich niet bekend naar buiten
- er is gefactureerd aan een beperkt aantal opdrachtgevers (2011 twee en 2012 één)
Gezien vorenstaande worden de resultaten door de belastingdienst beschouwd als "resultaat uit overige werkzaamheden". (…)
Bedrijfsopbrengsten
De bedrijfsopbrengsten bestaan uit:
- Ontvangen donaties 2011 van de particuliere beleggers;
- Gefactureerde omzet 2011 en 2012 met betrekking tot verleende diensten aan ondernemers (…)"
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag in de IB/PVV voor 2011 en de ZVW voor 2011 correcties toegepast. Hij heeft geen zelfstandigenaftrek, geen starteraftrek en geen MKB-winstvrijstelling toegekend. Deze correcties zijn in de uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag in de IB/PVV voor 2012 en de ZVW voor 2012 correcties toegepast waaronder het niet toekennen van zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling. Deze correcties zijn in de uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Bij brief van 12 maart 2015 heeft de Inspecteur zijn uitspraak op bezwaar inzake de IB/PVV voor 2011 en de ZVW voor 2011 gemotiveerd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende de hiervoor – onder 2.6 – bedoelde activiteiten een onderneming vormen en of belanghebbende recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling (ondernemersfaciliteiten). Voorts is tussen partijen in geschil of het bedrag van € 7.331 dat belanghebbende in 2011 heeft ontvangen van de hiervoor – onder 2.3 - genoemde beleggers in de beleggingsfraudezaak [F] een belaste bate vormt.
Belanghebbende beantwoordt de eerste twee vragen bevestigend en de laatste vraag ontkennend. Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bestreden aanslagen (voor 2011 bepleit belanghebbende een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en voor 2012 een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.168) en dienovereenkomstige vermindering van de beschikkingen heffingsrente.
De Inspecteur beantwoordt de eerste twee vragen ontkennend en de laatste vraag bevestigend. Hij concludeert (primair) tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.