Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8256, 15/00178
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8256, 15/00178
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 oktober 2016
- Datum publicatie
- 28 oktober 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:8256
- Zaaknummer
- 15/00178
Inhoudsindicatie
Wet woz. Proceskosten. Taxatie. No cure no pay. Verletkosten voor gemachtigde.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00178
uitspraakdatum: 18 oktober 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2015, nummer AWB 14/1736, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 18 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 213.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 januari 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot € 188.000.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2015 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende.
De heffingsambtenaar is zonder kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen. De griffier van het Hof heeft de heffingsambtenaar bij aangetekend verzonden brief van 22 september 2015 uitgenodigd voor de zitting op 22 oktober 2015 om 10.00 uur te Arnhem. Blijkens informatie van Track & Trace van PostNL is deze uitnodiging op 23 september 2015 op het adres van de heffingsambtenaar afgeleverd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het Hof heeft met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek heropend en belanghebbende verzocht nadere informatie te verstrekken. De heffingsambtenaar heeft op de door belanghebbende in dit kader overgelegde stukken, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd.
Na daarvoor verkregen toestemming van partijen heeft het Hof met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een in 1920 gebouwde vrijstaande woning.
Tot de gedingstukken behoort een verklaring van [B] (hierna: [B] ), werkzaam bij [C] Makelaardij, van 14 oktober 2014 waarin het volgende is vermeld:
“In maart jongstleden heeft u [Hof: de gemachtigde van belanghebbende] mondeling kontakt [sic] opgenomen betreffende een conflict inzake de WOZ bedragen, welke de Gemeente Berkelland had vastgesteld voor [a-straat] 18 en [b-straat] 34 / 36 te [Z] .
De eerder gemaakte bezwaren, zijn in februari 2014 door de Gemeente niet ontvankelijk verklaard.
Hierop is mijn kantoor benaderd om het standpunt van de gemeente te beoordelen en is advies
gevraagd voor verdere invulling ter motivatie van uw standpunten.
Deze afspraak is uitgevoerd onder de afspraak dat 1,5% van de (eventueel) verlaagde WOZ waarde
van de desbetreffende panden als bezoldiging, in rekening zou mogen worden gebracht (no cure no
pay).”
In de procedure bij de Rechtbank werd belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde [A] . Genoemde gemachtigde verleent niet-beroepsmatig rechtsbijstand in deze procedure. Voorafgaand aan de zitting van de Rechtbank hebben partijen met betrekking tot de vastgestelde waarde van de onroerende zaak overeenstemming bereikt. Naar aanleiding hiervan heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de vastgestelde WOZ-waarde verminderd conform de door partijen overeengekomen waarde. De Rechtbank heeft geen aanleiding gezien belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
In hoger beroep heeft belanghebbende een factuur van [C] Makelaardij met dagtekening 18 februari 2015 overgelegd, waarin – voor zover hier van belang – het volgende is vermeld:
“in verband met beoordeling en advisering van de WOZ waarde van de panden:
[a-straat] 18 te [Z]
1,5% van € 25.000,-- € 375,--
(…)”
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbendes gemachtigde verklaard dat [B] de onroerende zaken inpandig heeft opgenomen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is enkel nog in geschil of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding.
Belanghebbende is van mening dat – nu het beroep in eerste aanleg gegrond is verklaard – hij recht heeft op vergoeding van kosten voor een deskundige. De heffingsambtenaar bestrijdt dit.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft belanghebbende ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover daarin geen proceskostenvergoeding is toegekend, en tot vergoeding van de kosten voor een deskundige.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.