Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8538, 16/00001

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8538, 16/00001

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 oktober 2016
Datum publicatie
28 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:8538
Zaaknummer
16/00001

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Jaar 2010. Lening aan eigen BV gebruikt voor investering in onroerende zaken. Inspecteur maakt niet aannemelijk dat sprake is van een onzakelijke lening. Verlies aftrekbaar.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

Nummer 16/0001

uitspraakdatum: 25 oktober 2016

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , Oostenrijk (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 november 2015, nummer LEE 15/705, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 121.459. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 4.163.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 november 2015 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2016 te Leeuwarden. Belanghebbende is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A] , bijgestaan door [B] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is enig aandeelhouder van de te [Z] , Oostenrijk, gevestigde vennootschap [C] GmbH (hierna: de vennootschap). De vennootschap heeft in [Z] in de jaren 2006-2008 een appartementencomplex gesticht.

2.2

Uit de door belanghebbende overgelegde jaarrekeningen van de vennootschap blijken, voor zover van belang, de volgende gegevens (bedragen in €).

Balans ultimo jaar

2006

2007

2008

2009

Grond

215.556

215.556

215.556

215.556

Opstal

1.303.793

1.417.621

1.373.084

Bedrijfsuitrusting

739

325.405

323.722

277.763

Overige activa

211.128

267.438

52.771

55.850

Totaal activa

427.423

2.112.192

2.009.670

1.922.253

Gestort kapitaal

17.500

17.500

17.500

17.500

Verliezen

-57.896

-284.218

-662.045

-818.602

Schuld bank

172.629

1.309.246

1.856.553

1.851.270

Schuld belanghebbende

199.251

266.070

309.898

273.471

Overige schulden

95.939

803.594

487.764

598.614

Totaal passiva

427.423

2.112.192

2.009.670

1.922.253

V/W rekening jaar

2006

2007

2008

2009

Opbrengsten

0

8.779

119.342

122.625

Jaarverlies

57.896

226.322

377.827

156.557

2.3

Tot de gedingstukken behoort een op 1 november 2007 gedagtekend contract waarin een overeenkomst van geldlening tussen belanghebbende en de vennootschap is vastgelegd. In dit contract, waarin de vennootschap als [C] wordt aangeduid, is het volgende vermeld:“(…)Artikel 1[C] ontvangt in termijnen ene geldlening ter grootte van maximaal €300.000 ter financiering van de opgelopen investeringen in de bouw en inrichting van het Appartementhuis “ [D] ”te [Z] in Oostenrijk.Artikel 22.1 De lening zal een rente dragen van 2,5% per jaar over het uitstaande saldo, voor een periode van een jaar. Na ommekomst van deze termijn zal een rente opnieuw worden vastgesteld, waarbij een in het economische verkeer gebruikelijke rentepercentage voor hypothecaire leningen (Euribor plus 1,5%) tot richtsnoer zal worden genomen.2.2 De lening wordt verstrekt in de vorm van een rekening courant krediet. Aflossingen kunnen eerst worden vastgesteld, nadat er eerst sprake is van een positieve cash flow na alle kosten en rente en aflossing van de door de Volksbank verstrekte Hypothecaire Kredieten. Artikel 3Zolang het uitstaande bedrag van de lening nog niet geheel is voldaan, verbindt [C] zich jegens geldlener om:- Niet zonder schriftelijke toestemming van de geldlener investeringen van meer dan €2500 te doen;- Het onroerend goed, eigendom van [C] met een getaxeerde vrije verkoopwaarde van €2.800.000 dient tot meerdere zekerheid. Het inschrijven in het Oostenrijkse [E] kan plaatsvinden op verzoek van geldlener.Artikel 4Op deze overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing. (…)Aldus in tweevouw getekend te [F] op 1 november 2007.”

2.4

Belanghebbende heeft voor het jaar 2010 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 78.742 en van een niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek (partneralimentatie) van € 40.454. In het inkomen is als resultaat uit overige werkzaamheden begrepen een verlies uit aan de vennootschap ter beschikking gesteld vermogen van € 240.655 (afwaarderingsverlies op voornoemde lening van € 273.471, verminderd met de tbs-vrijstelling van € 32.816).

2.5

De Inspecteur heeft bij brief van 18 juni 2013 16 vragen gesteld over de hiervoor bedoelde afwaardering. Nadat, na verleend uitstel en rappel, de vragen niet werden beantwoord, heeft de Inspecteur bij brief van 7 november 2013 aangekondigd de aanslag op te zullen leggen zonder daarbij het verlies op de lening in aanmerking te nemen. Met dagtekening 28 november 2013 heeft de Inspecteur de aanslag voor het jaar 2010 opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is hierbij vastgesteld op € 121.459, bestaande uit het aangegeven inkomen van € 78.742, verhoogd met het verlies op de lening van € 240.655 en verminderd met de persoonsgebonden aftrek van € 40.454. Het nog te verrekenen bedrag aan persoonsgebonden aftrek is op nihil gesteld.

2.6

In bezwaar heeft belanghebbende bij brief van 13 februari 2014 alsnog de door de Inspecteur in zijn brief van 18 juni 2013 gestelde vragen beantwoord. De vragen en antwoorden luiden als volgt.Vragen Inspecteur in brief 18 juni 2013:“1) In welke juridische vorm is het geld verstrekt (lening, boeking in rekening-courant enz.)?2) Hoe is het geld verstrekt (storting, verrekening in rekening-courant van u toekomende gelden enz.)?3) Ik verzoek u mij de leningsovereenkomst toe te zenden.4) Als een leningsovereenkomst ontbreekt: onder welke voorwaarden zijn de gelden dan verstrekt (rente, aflossing, zekerheden) en hoe werd op naleving ervan toegezien?5) Als voor het verstrekken van de lening aan de vennootschap in privé bij een bankinstelling of een andere geldverstrekker geld is geleend, waarom is voor deze constructie gekozen?6) Hoe is het rentepercentage bepaald?7) Hoe is het aflossingsschema bepaald?8) Graag ontvang ik van u een toelichting op de verstrekte zekerheden. Als het recht van tweede (of hogere) hypotheek is verstrekt of in de akte is toegezegd: wat was destijds de WOZ-waarde van de desbetreffende onroerende zaak? Hoeveel recht van (eerste) hypotheek was hierop reeds eerder verstrekt?9) Gedurende welke periode heeft de vennootschap zich aan de aflossingen gehouden?10) Waarom heeft de vennootschap niet direct bij een bankinstelling of andere geldverstrekker geleend?11) Graag ontvang ik van u een overzicht van het verloop van de verstrekte lening(en) of het rekening-courantsaldo en een toelichting op elke toename van meer dan € 5.000.12) Hoe groot was het eigen vermogen van de vennootschap in het jaar van elke toename? Graag de jaarstukken van dat jaar meezenden?13) Waarom wordt de geldverstrekking in het jaar van deze aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekering afgewaardeerd of wordt er een voorziening getroffen?14) Graag ontvang ik van u de jaarstukken 2006 tot en met 2010 van de vennootschap waaraan de lening is verstrekt.15) Is deze vennootschap geliquideerd? Zo ja, in welk jaar?16) Waarom bent u van mening dat hier sprake is een geldlening die is aan te merken als ter beschikking gesteld vermogen en niet als een (informele) kapitaalsstorting?”.Antwoorden belanghebbende in brief 13 februari 2014:“1). Het geld is verstrekt in de vorm van een lening via een boeking in rekening courant. De lening is verstrekt aan [C] GmbH;2). Via bancaire overboekingen:3). Uw dienst heeft de leningsovereenkomst ontvangen;4). Rente 2,5%, aflossing in afwachting van de ontwikkelingen van de onderneming. Er was nog geen ruimte voor aflossing.5). Er is geen extern geld aangetrokken of geleend!6). Op basis van de rentemarkt en door de fiscalist in Oostenrijk7). Nog geen aflossingsschema. In afwachting van een positieve ontwikkeling van het bedrijf8). Met de vennootschap is afgesproken dat er op verzoek zekerheid kan worden gesteld;9) Het aflossingsschema was nog niet opgesteld, daar de Cash flow van de onderneming dit nog niet toestond.10). Er is niet bij de bankinstelling geld geleend, gezien negatieve ervaringen uit het verleden;11). Ik verwijs naar bijgevoegd overzicht van de rekening courant;12). Hiervoor verwijs ik naar bijgevoegde jaarrekeningen;13). Er is gekozen voor een afwaardering, maar er had ook een voorziening gevormd kunnen worden. De winst had dan niet hoger of lager geweest;14). De jaarrekeningen 2006 tot en met 2010 zijn verstrekt;15). De vennootschap is niet geliquideerd;16). Uitdrukkelijk de wens van de aandeelhouder was niet gelegen in de kapitaalsfeer, maar om een lening te verstrekken. Hierbij is zoveel mogelijk zakelijk gehandeld, door aflossingsschema, zekerheden en rente marktconform vast te stellen. Er wordt verder niet voldaan aan de criteria die gelden voor de kwalificatie als informeel kapitaal.”.

2.7

Bij brief van 18 april 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende erop geattendeerd dat bij diens brief van 13 februari 2014 geen stukken waren gevoegd en daarbij verzocht alsnog de stukken van de lening, de jaarstukken 2006-2010, het overzicht van de rekening-courant en andere mogelijk van belang zijnde stukken te overleggen. Bij brief van 2 juni 2014 heeft belanghebbende de overeenkomst van geldlening en de jaarrekeningen van de vennootschap over de jaren 2006 tot en met 2009 verstrekt.

2.8

Bij brief van 21 oktober 2014 bericht de Inspecteur belanghebbende dat hij uit de verstrekte stukken concludeert dat de leningsovereenkomst als een onzakelijke transactie moet worden aangemerkt gelet op het negatieve eigen vermogen van de vennootschap ten tijde van de geldverstrekking en de voorrangspositie van de bank. Tevens wijst hij erop dat belanghebbende geen stukken heeft overgelegd die de in de leningsovereenkomst genoemde vrije verkoopwaarde van de onroerende zaak onderbouwen. Ook vraagt de Inspecteur waarom deze zekerheid niet is ingeroepen, maar slechts tot afwaardering van de vordering is overgegaan. De Inspecteur verzoekt een nadere toelichting. Bij brief van 1 december 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een herinnering van het verzoek om een nadere toelichting gezonden en daarbij tevens gewezen op de mogelijkheid gehoord te worden. Belanghebbende heeft niet op voornoemde brieven gereageerd. Vervolgens heeft de Inspecteur op 9 januari 2015 het bezwaar afgewezen.

2.9

Bij het beroepschrift in eerste aanleg van belanghebbende behoort een tweede versie van de beantwoording van de onder 1.3 bedoelde vragenbrief. Deze tweede versie is gedagtekend 9 augustus 2013. Deze brief wijkt met betrekking tot het antwoord op vraag 3 af van de antwoordbrief van 13 februari 2014 (zie 2.6). Het antwoord op vraag 3 luidt in de versie van 9 augustus 2013 als volgt: “3). Ik adviseer om alsnog een leningsovereenkomst op te stellen, om dat de zakelijkheid aannemelijk te maken;”.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende de afwaardering van zijn vordering op de vennootschap ten laste van het inkomen uit werk en woning kan brengen.

3.2

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vermindering van de aanslag naar nihil, tot vaststelling van een verlies uit werk en woning van € 78.472 en tot vaststelling van een bedrag van niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek van € 40.454. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing