Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8745, 16/00043 en 16/00044
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8745, 16/00043 en 16/00044
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 november 2016
- Datum publicatie
- 18 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:8745
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2838
- Zaaknummer
- 16/00043 en 16/00044
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring bewijslast. Verkapte uitdelingen. Redelijke schatting. Vergrijpboete terecht?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 16/00043 en 16/00044
uitspraakdatum: 1 november 2016
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 november 2015, nummers AWB 14/8550 en 14/8551, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.907 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 19.242. Daarbij is een bedrag van € 241 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens is een vergrijpboete van € 4.810 opgelegd.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.034 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 49.396. Daarbij is een bedrag van € 171 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens is een vergrijpboete van € 12.349 opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 27 oktober 2014 de belastingaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de vergrijpboetes gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 26 november 2015 het beroep inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en de beschikking heffingsrente 2011 ongegrond verklaard, het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2012 en de beschikking heffingsrente 2012 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2012 en de beschikking heffingsrente 2012 vernietigd, de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.034 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 49.296, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de beroepen inzake de boetes gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar inzake de boetes vernietigd, de boete voor het jaar 2011 verminderd tot € 2.405, en de boete voor het jaar 2012 vernietigd.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 6 januari 2016 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2016 te Arnhem. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [A] , werkzaam bij [B] Accountants & Belastingadviseurs BV te [C] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [D] en [E] .
Belanghebbende heeft ter zitting met instemming van de Inspecteur een overzicht ingebracht waarin de opnamen en stortingen in rekening-courant zijn vermeld van [F] BV en [G] BV.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1969, is [in] 2012 gehuwd met [H] (hierna: [H] ). Laatstgenoemde heeft kinderen uit een eerdere relatie.
Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van [I] BV. Deze vennootschap exploiteert onder meer modewinkel [J] te [Z] . Belanghebbende ontvangt loon uit deze vennootschap.
Belanghebbende is sinds de oprichting op 5 september 2011 enig aandeelhouder van [F] BV. Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel is de onderneming gestart op 12 april 2011. Belanghebbende staat vanaf de oprichting tot 26 januari 2012 ingeschreven als enig bestuurder van [F] BV.
De activiteiten van [F] BV bestonden uit het verpakken, ompakken, stickeren en labellen van goederen voor derden.
Belanghebbende heeft in 2011 voor [F] BV een bankrekening geopend bij ING. Belanghebbende is tot 23 mei 2013 betalingsgemachtigde geweest. Belanghebbende heeft na opening van de bankrekening de bankpas aan haar partner [H] gegeven. [H] had in de onderhavige jaren de dagelijkse leiding in [F] BV.
Belanghebbende heeft op 7 februari 2013 alle aandelen in [F] BV overgedragen aan [K] . Laatstgenoemde is vanaf 26 januari 2012 ingeschreven als bestuurder van [F] BV.
De Inspecteur heeft op 31 maart 2012 belanghebbendes aangifte IB/PVV 2011 ontvangen. In de aangifte is een verzamelinkomen van € 22.907 vermeld, bestaande uit loon van [I] BV (€ 31.134) en een aftrekpost eigen woning (-/- € 8.227).
De Inspecteur heeft met dagtekening 3 augustus 2012 de aanslag IB/PVV 2011 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte.
De Inspecteur heeft op 25 maart 2013 belanghebbendes aangifte IB/PVV 2012 ontvangen. In de aangifte is een verzamelinkomen van € 34.034 vermeld, bestaande uit loon van [I] BV (€ 42.188) en een aftrekpost eigen woning (-/- € 8.154).
De Inspecteur heeft medio 2013 een boekenonderzoek verricht bij [F] BV. Bij het onderzoek zijn ook belanghebbendes aangiften IB/PVV 2011 en 2012 onderzocht. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 30 september 2013, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestonden uit het verpakken, ompakken, stickeren en labellen van goederen voor derden. De ondernemingsactiviteiten vonden plaats vanuit een gehuurde loods met kantoorruimte aan de [a-straat] 1 en 3 te [L] .
Volgens de huurovereenkomst is [F] BV niet de enige huurder. Als huurders worden naast belastingplichtige ook [M] BV, [N] BV en [O] BV vermeld.
Rechtsgeldig vertegenwoordiger van die ondernemingen is dhr. [H] . Dhr. [H] en [belanghebbende] hadden op dat moment een relatie en zijn inmiddels getrouwd. In tegenstelling tot hetgeen [belanghebbende] verklaarde over de huurovereenkomst aan de [a-straat] in [L] is de huurovereenkomst wel door haar ondertekend. (…)
(…)
Beheer van de bankrekening
Bij de ING bank is, naast het opvragen van bankafschriften, ook onderzoek gedaan naar de contactpersoon en degene die betalingen van de bankrekening verrichtte. Uit dit onderzoek is gebleken dat de zogenaamde tan-codes die nodig zijn voor het betalen via internetbankieren per sms werden verkregen. Het telefoonnummer dat voor het ontvangen van de tan-codes is opgegeven is het nummer van dhr. [K] . Dit telefoonnummer is echter pas in mei 2013 bij de ING bank doorgegeven.
Volgens de administratie van ING betreft het de wijziging waarbij met ingang van 23 mei 2013 dhr. [K] wordt opgevoerd en [belanghebbende] wordt afgemeld als betalingsgemachtigde (bijlage 22).
Beoordeling uitgaven via de zakelijke bankrekening
Bij het beoordelen van de uitgaven via de zakelijke bankrekening is vastgesteld dat het merendeel van de geldautomaatopnames, uitgaven zoals tanken en horeca-bezoeken plaatsvinden in en rond [Z] .
Conclusie over de leiding van de onderneming
Vanaf de oprichting tot en met januari 2012 is [belanghebbende] formeel bestuurder geweest. Volgens haar verklaring was het dhr. [K] die de dagelijkse gang van zaken regelde.
Uit het onderzoek is komen vast te staan dat geen van de crediteuren of debiteuren waarmee wij contact hebben gehad ooit contact heeft gehad met dhr. [K] . Zonder uitzondering wordt dhr. [H] genoemd als degene met wie zaken werden gedaan namens [F] BV. Dhr. [H] was de partner en sinds november 2012 de echtgenoot van [belanghebbende]. Aangezien dhr. [H] geen enkele formele band met [F] BV heeft of heeft gehad, moet worden aangenomen dat dhr. [H] door zijn partner/echtgenote is ingeschakeld om werk voor [F] BV te verrichten. Vanaf de oprichting tot de feitelijke beëindiging van de activiteiten in februari 2013 is er volgens het onderzoek niets gewijzigd in de persoon die namens [F] BV zaken deed. De rol van dhr. [K] blijft onduidelijk. (…) Als feitelijk bestuurders van de vennootschap kunnen voor de periode vanaf de oprichting tot heden worden aangemerkt [belanghebbende] en dhr. [H] .
Onderzoek naar de fiscale positie van de onderneming
Administratie
Door belastingplichtige is geen administratie overgelegd. Voor het bepalen van de fiscale positie van de verschillende belastingmiddelen zijn wij uitgegaan van de mutaties op de bankafschriften zoals die van de ING bank zijn ontvangen. Het betreft een minimale positie omdat transacties die via de kas, of op andere wijze verrekend zijn niet in de berekeningen zijn meegenomen.
(…)
Betalingen aan en uitgaven ten behoeve van de aandeelhouder
Bij het beoordelen van de uitgaven via de zakelijke bankrekening is vastgesteld dat een belangrijk aantal uitgaven rechtstreeks of middellijk ten gunste van [belanghebbende] zijn gekomen. Voor deze uitgaven wordt het standpunt ingenomen dat deze voordelen door [belanghebbende] in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder zijn genoten. Dit voordeel is belastbaar in box 2.
Het gaat hierbij om betalingen van de privé hypotheek, geldopnames, online pokeren, luxe goederen, paardensport, vakantie en overboekingen naar Oostenrijk.”
De Inspecteur heeft de volgende uitgaven als uitdeling aangemerkt:
2011 2012
1. Hypotheek woonhuis ex-partner [H] 4.326,47 4.960,91
2. Geldautomaat 750,00 11.470,00
3. Verteer 774,52 2.054,25
4. Betalingen Oostenrijk voor vakantiewoning [H] 4.983,78 14.405,83
5. Overboekingen belanghebbende 1.800,00 13.265,38
6. Vakantie 0,00 2.353,47
7. Ziektekosten [H] en zijn kinderen 418,60 967,70
8. Paardensport voor dochter van [H] 2.040,00 81,15
9. Online pokeren door [K] 2.650,00 4.810,35
10. Luxe artikelen 1.499,00 797,95
11. [I] 0,00 22.500,00
12. [J] shop 0,00 -/- 29.902,00
13. Schoolgeld voor dochter van [H] 0,00 320,00
14. Schoolboeken voor dochter van [H] 0,00 1.211,33
Totaal 19.242,37 49.296,52
De Inspecteur heeft met dagtekening 5 november 2013 de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.907 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 19.242. Daarbij is tevens een vergrijpboete opgelegd van 100 percent.
De Inspecteur heeft met dagtekening 5 november 2013 de (primitieve) aanslag IB/PVV 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.034 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 49.396. Daarbij is tevens een vergrijpboete opgelegd van 100 percent.
De Rechtbank heeft overwogen dat belanghebbende heeft erkend dat [F] BV tot bedragen van respectievelijk € 17.442 (2011) en € 36.596 (2012) uitgaven heeft gedaan voor niet-zakelijke doeleinden, dat belanghebbende daardoor in haar hoedanigheid van aandeelhouder is bevoordeeld, en dat de uitgaven in zoverre terecht als uitdelingen aan belanghebbende zijn aangemerkt. Vervolgens heeft de Rechtbank op basis van het vorenstaande geoordeeld dat belanghebbende over 2011 en 2012 de vereiste aangiften niet heeft gedaan, dat dit tot omkering en verzwaring van de bewijslast leidt, dat de belastingaanslagen berusten op een redelijke schatting, dat alleen de post “online pokeren” voor een te hoog bedrag van € 100 in aanmerking is genomen door de Inspecteur, en dat belanghebbende niet het (verzwaarde) bewijs heeft geleverd dat bedragen ten onrechte als uitdeling zijn aangemerkt. Met betrekking tot de boetes heeft de Rechtbank geoordeeld dat voor het jaar 2011 een boete van 50 percent passend en geboden is, en dat voor het jaar 2012 de boete – met instemming van de Inspecteur – moet worden vernietigd omdat een onjuiste wettelijke grondslag is vermeld. De Rechtbank heeft dan ook het ingestelde beroep inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en de beschikking heffingsrente 2011 ongegrond verklaard, en de beroepen inzake de aanslag IB/PVV 2012, de beschikking heffingsrente 2012 en de beide boetebeschikkingen gegrond verklaard.
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil of de in 2.11 genoemde uitgaven als winstuitdeling kunnen worden aangemerkt. Verder is in geschil of de vergrijpboete terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Belanghebbende betoogt dat de in 2.11 genoemde uitgaven onder post 2, 3 en 10 (geldautomaat, verteer en luxe artikelen) zakelijke uitgaven zijn. Verder betoogt belanghebbende dat de uitgaven van post 5, 11 en 12 (overboeking belanghebbende, [I] , [J] shop) in rekening-courant zijn verrekend en dat deze bedragen nimmer zijn onttrokken aan [F] BV. Voorts voert belanghebbende aan dat de uitgaven van post 1, 4, 6, 7, 8, 13 en 14 (privé-uitgaven [H] ) als beloning voor [H] moet worden aangemerkt voor zijn werkzaamheden voor [F] BV en derhalve evenmin als uitdeling kunnen worden aangemerkt.
Belanghebbende betoogt subsidiair dat als sprake is van uitgaven voor niet-zakelijke doeleinden (onttrekking), deze niet aan haar ten goede zijn gekomen, maar uitsluitend aan [H] en [K] (post 9: online pokeren). Voorts heeft belanghebbende niet geweten van deze uitgaven, zodat van enige bewustheid bij de bevoordeling geen sprake is.
Met betrekking tot de boete heeft belanghebbende aangevoerd dat haar geen opzet of grove schuld kan worden verweten, nu zij niet op de hoogte was en hoefde te zijn van de in geding zijnde betalingen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en boete 2011, en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2012. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.