Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8746, 15/01266
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8746, 15/01266
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 november 2016
- Datum publicatie
- 4 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:8746
- Zaaknummer
- 15/01266
Inhoudsindicatie
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank blijkt dat het beroep rechtsgeldig is ingetrokken.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/01266
uitspraakdatum: 1 november 2016
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 augustus 2015, nummer LEE 15/484, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Weststellingwerf (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 50 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2014 vastgesteld op € 386.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2014 (OZB) vastgesteld op € 529.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 383.000 en de opgelegde aanslag in de OZB dienovereenkomstig verminderd tot € 525.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 augustus 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn adviseur [A] RA, alsmede mevrouw [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door mevrouw [C] .
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar is behandeld ter zitting van de Rechtbank van 1 juni 2015. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, dat is ondertekend door de voorzitter en de griffier. Het proces-verbaal vermeldt onder meer het volgende, waarbij belanghebbende als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder is aangeduid:
”Nadat de jongste rechter aan het eiser het juiste nummer van het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2000 heeft meegedeeld (ECLI:NL:HR:2000:AA8610), verklaart eiser in antwoord op vragen van de rechtbank:
Ik wil graag een praktische afspraak over de gevolgen van de uitspraak van het Gerechtshof inzake 2013 ten aanzien van onderhavige zaak.
Ik verwacht dat het Gerechtshof goed naar mijn hoger beroep zal kijken. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank heb ik meerdere pagina’s aan grieven ingebracht. Daar wil ik van het Gerechtshof een antwoord op krijgen.
(…)
Partijen stemmen voorts in met de afspraak dat de waarde van eisers onroerende zaak voor het jaar 2014 wordt vastgesteld op de waarde die de rechter in hoogste instantie voor 2013 heeft vastgesteld, verminderd met 6,5%.
De gemachtigde van verweerder verklaart tenslotte:
In het geval dat de uitkomst van de afspraak lager is dan de thans beschikte WOZ-waarde voor 2014, zal ik de waarde ambtshalve verminderen en het griffierecht van deze zaak aan eiser vergoeden.
Eiser verklaart tenslotte:
Gelet op de gemaakte afspraak trek ik mijn beroep en ook mijn verzoek om vergoeding van proceskosten hierbij in.”
Belanghebbende heeft na de zitting met de Rechtbank gecorrespondeerd over de intrekking en de wijze waarop deze is tot stand gekomen. Tot die correspondentie behoort een brief van belanghebbende van 9 juni 2015, waarin het volgende is opgenomen:
”De rechter heeft overigens aan mij gevraagd of ik het beroep wilde intrekken en dat heb ik willen doen onder 2 voorwaarden, waarvan ik verwachtte dat de rechtbank deze zou formuleren. Dat is niet gebeurd, vandaar dat ik deze zelf hieronder weergegeven heb:
1. De uitspraak in het hoger beroep ( en eventueel HR) in de zaak BK/AR-ARN 15/00048 zal uitgangspunt zijn voor de definitieve aanslag OZB 2014 op dezelfde wijze zoals in de huidige aanslag van 28/02/2014 de WOZ waarde is vastgesteld. Dat is een 6% daling ten opzichte van de WOZ waarde uit de aanslag in 2013, welke laatste conform het vonnis van de rechter in mijn beroep voor de aanslag 2013 is vastgesteld door de Gemeente (zie uitspraak bezwaarschrift d.d. 23 dec. 2014). Het Hoger Beroep gaat over het vonnis van de rechter inzake de aanslag OZB en WOZ waarde 2013.
2. Overeengekomen werd met de Gemeente tijdens de zitting geen 5,4% te hanteren maar 6,5% voor de marktdaling in 2012, waardoor de WOZ waarde nu aangepast zal worden tot € 379.000,-. De Gemeente heeft het bezwaar op de aanslag 2014 (deels) gegrond verklaard in haar uitspraak van 23 dec. 2014 en heeft de waarde van de WOZ al tot € 383.000,-verlaagd als gevolg van een marktdaling van 5,4% in 2012 over de periode april tot en met dec. 2012”.
Tot de stukken van het geding behoort een schriftelijke verklaring van 1 juli 2015 van [A] , die belanghebbende ter zitting van de Rechtbank tot bijstand had vergezeld, waarin is opgenomen dat belanghebbende akkoord is gegaan met intrekking van het beroep onder twee voorwaarden, zoals vermeld in de brief van belanghebbende aan de Rechtbank van 9 juni 2015.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende zijn beroep ter zitting van de Rechtbank rechtsgeldig heeft ingetrokken, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat ter zitting door hem met de heffingsambtenaar de twee afspraken zijn gemaakt als hiervoor weergegeven, dat hij op basis van die afspraken zijn beroep heeft ingetrokken en dat de heffingsambtenaar en de Rechtbank ten onrechte uitsluitend erkennen dat de afspraak is gemaakt omtrent de aanpassing van de waarde aan de uitspraak van het Hof in de zaak betreffende het belastingjaar 2013.
De heffingsambtenaar stelt dat de Rechtbank de inhoud van het compromis correct heeft weergegeven.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de beschikking aldus dat de waarde van de woning wordt vastgesteld op € 355.000.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.