Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8748, 15/01533

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8748, 15/01533

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 november 2016
Datum publicatie
4 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:8748
Zaaknummer
15/01533

Inhoudsindicatie

Het niet verwijderen van een verkeersbord leidt tot vernietiging van naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 15/01533

uitspraakdatum: 1 november 2016

Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 november 2015, nummer LEE 15/3141, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Harlingen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft op 3, 4, 5 en 8 juni 2015 aan belanghebbende naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting opgelegd van elk € 59,40, inclusief kosten. Voorts heeft de heffingsambtenaar belanghebbende kosten van in totaal € 301 in rekening gebracht voor het aanbrengen van een wielklem en het wegslepen en in bewaring houden van belanghebbendes voertuig.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij mondelinge uitspraak van 3 november 2015 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft op 3 juni 2015 zijn auto met kenteken [00-YY-YY] geparkeerd op de parkeerplaats bij het station van Harlingen. Sinds 1 januari 2015 behoort die parkeerplaats tot de bij aanwijzingsbesluit aangewezen plaatsen waar uitsluitend met een vergunning of tegen betaling geparkeerd kan worden. Bij dat besluit is de gehele binnenstad van Harlingen als zodanig aangewezen. Bij alle invalswegen van de gemeente Harlingen staan borden waarop parkeerbeperkingen zijn vermeld. Op het parkeerterrein waar belanghebbende zijn auto heeft geparkeerd staat een parkeerautomaat, alsmede een bord waarop is vermeld dat ter plaatse tegen betaling kan worden geparkeerd.

2.2

Op weg naar de parkeerplaats was belanghebbende langs een verkeersbord gekomen van het in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 opgenomen model E101-ZE, waarvan de omschrijving luidt: „Einde zone betaald parkeren (muntgeld)”. De gemeente Harlingen heeft verzuimd dat bord bij de inwerkingtreding van het nieuwe parkeerregiem per 1 januari 2015 te verwijderen. Belanghebbende is na het parkeren van zijn auto, zonder een parkeerkaartje aan te schaffen, met de boot naar Terschelling gegaan en eerst een maand later in Harlingen teruggekeerd.

2.3

Aan belanghebbende zijn voor 3, 4, 5 en 8 juni 2015 naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting opgelegd. Voorts is een wielklem aan de auto van belanghebbende aangebracht en is de auto weggesleept en in bewaring gehouden.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd en de wielklembeschikking terecht is genomen, welke vraag belanghebbende ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend beantwoordt.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij door de aanwezigheid van het bord van model E101-ZE onjuist is geïnformeerd en dat de gevolgen daarvan niet voor zijn rekening mogen komen. Als hij de parkeerautomaat had gezien, had hij ervan kunnen uitgaan dat die daar stond voor een aanstaande wijziging van het parkeerregiem.

3.3

De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende door de plaatsing van de borden aan de invalswegen van de stad Harlingen had kunnen weten dat in het gehele gebied parkeerbelasting moet worden betaald, in de vorm van een parkeervergunning dan wel in de vorm van betaald parkeren. Hij had ter plekke moeten onderzoeken of sprake was van betaald parkeren.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslagen, alsmede de wielklembeschikking.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing