Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8773, 16/00054

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-10-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8773, 16/00054

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 oktober 2016
Datum publicatie
4 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:8773
Zaaknummer
16/00054

Inhoudsindicatie

Loonheffing. Autokostenfictieregeling. Rit naar Oostenrijk. Karakter?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00054

uitspraakdatum: 25 oktober 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 15 december 2015, nummer AWB 14/7561, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 28.308. Daarbij is voorts een bedrag van € 1.284 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur (ambtshalve) de naheffingsaanslag verminderd tot € 13.585 en de beschikking heffingsrente tot € 1.139. Vervolgens heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar afgewezen.

1.3.

Het door belanghebbende tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens nog een nader stuk ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 22 september 2016 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbendes directeur [A] alsmede mr. [B] en [C] namens de Inspecteur.

1.7.

De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan, kort gezegd, uit handelsbemiddeling in de verpakkingsindustrie. Belanghebbende is in verschillende Europese landen actief. Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende is [A] (hierna: de directeur).

2.2.

Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak (2009) een personenauto (Audi A6 met kenteken [00-YY-YY] ) aan haar directeur ter beschikking gesteld. Aan de directeur is ter zake van de auto door de inspecteur geen verklaring ‘geen privégebruik’ verstrekt. De directeur bezoekt met de auto veelvuldig zakelijke relaties in het buitenland.

2.3.

De directeur is tezamen met zijn gezin, bestaande uit zijn echtgenote en zijn destijds 16 jaar oude dochter en 20 jaar oude zoon, op 20 februari 2009 – het begin van de krokusvakantie – met de auto naar Oostenrijk gereden. Hij heeft zijn echtgenote en zijn kinderen op die dag afgezet bij een door het gezin geboekt hotel in [D] aldaar voor een skivakantie van een week. Vervolgens is de directeur doorgereden naar de ongeveer 60 km verderop gelegen plaats [E] , waar hij een zakelijke ontmoeting had met de heer [F] . ’s Avonds is de directeur weer teruggereden naar zijn gezin in [E] . Vervolgens heeft hij tezamen met zijn gezin gedurende een week een skivakantie gehad in [D] . Op 28 februari 2009 is het gezin terug naar Nederland gereden. Het hotel was na afloop van de door het gezin in 2008 gehouden skivakantie door belanghebbende ‘doorgeboekt’ voor 2009.

2.4.

In de door belanghebbende overgelegde rittenadministratie is de reis naar Oostenrijk als volgt geadministreerd:

‘(…)

20-02 [Z] , [E] SIG Combibloc zakelijk 902 km

21-02 prive km in [D] 23 km restaurants etc

28-02 [E] , [Z] retour zakelijk 903 km

(…)’.

2.5.

In september 2008 heeft de directeur ook een zakelijke ontmoeting in Oostenrijk gehad met [F] . In januari 2009 heeft hij de afspraak met [F] gemaakt voor de ontmoeting op 20 februari 2009. In dit kader heeft de directeur op 11 februari 2009 een e-mail gestuurd aan [F] , waarin hij schrijft “Wie besprochen treffen wir uns Freitag nachmittag (20/02) bei dir im Buro rund 14.00. Lass mir bitte wissen”. Op diezelfde dag reageerde [F] per e-mail met het bericht ‘Ok geht in Ordnung’.

2.6.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende ter zake van de onderhavige aan de directeur ter beschikking gestelde auto een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van per saldo € 13.585 en heeft daarbij per saldo € 1.139 aan heffingsrente in rekening gebracht. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar en beroep aangetekend.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht een voordeel ter zake van de ter beschikking gestelde auto in aanmerking heeft genomen. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende, in het onderhavige jaar, die auto voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en van de naheffingsaanslag.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing