Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8879, 15/01328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8879, 15/01328

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 november 2016
Datum publicatie
18 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:8879
Zaaknummer
15/01328

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling vrijstaande woning. Bepaling inhoud woning.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/01328

uitspraakdatum: 8 november 2016

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 augustus 2015, nummer UTR 14/6739, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zeewolde, thans de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Meerinzicht (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 21 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2014 vastgesteld op € 759.000.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 augustus 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot € 736.000.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [B] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de woning aan de [a-straat] 21 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning met inpandige garage, overkapping/luifel, inpandige berging en dakkapel. De woning is gelegen op een perceel van 924 m2.

2.2

Bij beschikking van 28 februari 2005 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2003, geldend voor de jaren 2005 en 2006, vastgesteld op € 790.700. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar en beroep ingesteld. Bij uitspraak van 24 oktober 2007 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad in goede justitie een waarde van de onroerende zaak vastgesteld, waarbij zij is uitgegaan van een inhoud van de onroerende zaak van 1.101 m³. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.

2.3

Bij beschikking van 28 februari 2014 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voor het onderhavige jaar vastgesteld op € 759.000. Hierbij is blijkens het tot de gedingstukken behorende taxatieverslag en het door de heffingsambtenaar in beroep overgelegde taxatierapport uitgegaan van een inhoud van 1.278 m³. In bezwaar en beroep heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat deze inhoud onjuist is. De heffingsambtenaar heeft in beroep twee nieuwe berekeningen van de inhoud van de onroerende zaak overgelegd, welke uitkomen op een inhoud van respectievelijk 1.193 m³ en 1.195 m³. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar een inhoud van de onroerende zaak van 1.193 m³ voldoende heeft onderbouwd. Omdat naar het oordeel van de Rechtbank noch de heffingsambtenaar, noch belanghebbende de bepleite waarde aannemelijk had gemaakt, heeft de Rechtbank in goede justitie de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 736.000, waarbij zij is uitgegaan van een inhoud van 1.193 m³.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de peildatum. Belanghebbende neemt het standpunt in dat bij het vaststellen van de waarde van de onroerende zaak moet worden uitgegaan van een inhoud van 1.101 m³. De heffingsambtenaar neemt het standpunt in dat de Rechtbank is uitgegaan van een juiste inhoud van 1.193 m³.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vaststelling van de waarde op € 700.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Als het gelijk met betrekking tot de inhoud aan de zijde van belanghebbende zou zijn, conformeert de heffingsambtenaar zich aan een waarde van € 700.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing