Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:89, 14/01155
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:89, 14/01155
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 januari 2016
- Datum publicatie
- 15 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:89
- Zaaknummer
- 14/01155
Inhoudsindicatie
In geschil is of de heffingsambtenaar belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het bezwaar, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/01155
uitspraakdatum: 12 januari 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 november 2014, nummer LEE 14/240, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 42a te [A] , per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 113.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2013 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 167,46.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd en het bezwaar tegen de aanslag niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). Op 15 januari 2014 heeft belanghebbende het beroep betreffende de waardebeschikking ingetrokken.
De Rechtbank heeft het beroep betreffende de aanslag bij uitspraak van 4 november 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2015 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord mr. drs. [B] namens de heffingsambtenaar. Belanghebbende en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Bij brief van 4 maart 2013 heeft de gemachtigde van belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de voor het jaar 2013 met betrekking tot de woning [a-straat] 42a te [A] genomen WOZ-beschikking en de voor dat jaar aan belanghebbende als eigenaar van die woning opgelegde aanslag in de OZB. Belanghebbendes gemachtigde heeft dat bezwaar bij brief van 19 maart 2013 gemotiveerd. Hij heeft daarbij de bezwaren tegen de aanslag als volgt verwoord:
"OZB-tarief in strijd met de ABBB
Blijkens de Junicirculaire Gemeentefonds 2012 dient de opbrengst van de OZB in 2013 ten hoogste 3,0% meer te bedragen dan de opbrengst in 2012 Het OZB-tarief voor eigenaren in de Gemeente Groningen is echter gestegen met 5,9%. Een dergelijke stijging, welke veel hoger ligt dan de opgelegde norm, kon mw. [X] niet in redelijkheid verwachten en is derhalve in strijd met het rechtszekerheid- en vetrouwensbeginsel. Afgezien van de WOZ-waarde dient de geheven OZB tevens op die gronden te worden verminderd."
De heffingsambtenaar heeft bij zijn uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard voor zover het betrekking had op de WOZ-waarde en niet-ontvankelijk verklaard "met betrekking tot het gehanteerde OZB-tarief". Ten aanzien van dat laatste heeft hij in zijn uitspraak het volgende overwogen:
"OZB tarief
Volgens u is het OZB-tarief in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel teveel gestegen ten opzichte van vorig jaar. U stelt dat het OZB-tarief voor eigenaren met 5,9% is gestegen, terwijl deze volgens u blijkens de Junicirculaire Gemeentefonds 2012 met ten hoogste 3% had mogen stijgen.
De tarieven voor de onroerendezaakbelastingen worden bepaald door de gemeenteraad. Het is niet mogelijk hiertegen bezwaar te maken. Daarom verklaar ik u niet-ontvankelijk in uw bezwaar voor zover dit zich richt tegen het gehanteerde OZB-tarief."
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de heffingsambtenaar belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het bezwaar, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het bezwaar erop gericht was het bedrag van de aanslag, wegens onverbindendheid van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013 (hierna: de Verordening), te doen verminderen.
De heffingsambtenaar is van mening dat het bezwaar zich richtte tegen de Verordening, zijnde een algemeen verbindend voorschrift, waartegen geen bezwaar mogelijk is.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot terugwijzing naar de heffingsambtenaar ter inhoudelijke beoordeling van het bezwaar.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.