Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9331, 16/00103
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9331, 16/00103
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 november 2016
- Datum publicatie
- 25 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:9331
- Zaaknummer
- 16/00103
Inhoudsindicatie
Door het ontbreken van een objectieve winstverwachting vormen de werkzaamheden van een documentairemaker in de vorm van een vof geen bron van inkomen.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 16/00103
uitspraakdatum: 22 november 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 december 2015, nummer LEE 15/1545, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.329. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 509.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.538. De heffingsrente is verminderd tot op € 238.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 december 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk (reactie op het verweerschrift) met dagtekening 11 oktober 2016 ingediend, welke stuk de griffier heeft doorgezonden aan de Inspecteur.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote en mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door drs. [B] , alsmede [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [D] .
Partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1942, is gehuwd met mevrouw [E] .
Belanghebbende is per 1 januari 2008 bij mondelinge overeenkomst een vennootschap onder firma, genaamd [F] v.o.f. (hierna: de v.o.f.) aangegaan met [G] B.V. (hierna: de B.V.). Deze B.V. is een dochtermaatschappij van [H] B.V. (hierna: de Holding), waarvan belanghebbende de enige aandeelhouder is. De winst wordt op 50-50 percentbasis tussen de vennoten verdeeld, zonder rekening te houden met een een arbeidsbeloning voor belanghebbende.
De activiteiten van de v.o.f. zijn het bedenken, ontwikkelen en uitvoeren van televisieprogramma's, educatieve programma's, dramaproducties, documentaires en films. Deze activiteiten werden tot 1 januari 2008 gedreven voor rekening van de B.V. Ten tijde van de overgang van de activiteiten naar de v.o.f. per 1 januari 2008 had de B.V. geen lopende contracten. Op 5 februari 2008 heeft belanghebbende de v.o.f. ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In de activiteiten hebben zich na de inbreng in de v.o.f. geen wijzigingen voorgedaan.
Belanghebbende heeft in 2008 zijn woning met bedrijfsruimte aan de [a-straat] 70 te [I] verkocht. Op 4 maart 2008 heeft hij een woning aan de [b-straat] 20 te [Z] , een twee-onder-een-kapwoning, gekocht samen met zijn echtgenote. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn elk voor 50 percent eigenaar van deze woning (hierna: de woning).
Belanghebbende stelt de woning ter beschikking aan de v.o.f. en rekent de woning tot zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen (keuzevermogen). De bovenste verdieping van de woning is ingericht voor de werkzaamheden van de v.o.f.. De aankoopprijs van de woning was € 271.125. De woning is in verband met aanpassingen aan de woning in 2008 op de persoonlijke ondernemingsbalans van belanghebbende geactiveerd voor een bedrag van € 337.793.
De (netto-)omzet en het resultaat van de B.V. waren in de jaren 2005 tot en met 2008 blijkens de tot de gedingstukken behorende jaarrekeningen van de B.V. als volgt:
Netto-omzet Resultaat
2005 € 18.147 € 5.149
2006 € 21.285 € 8.212
2007 € 41.163 € 8.758
Belanghebbende heeft huisvestingskosten ten laste van het resultaat van de v.o.f. gebracht. In het jaar 2007 en de voorafgaande jaren zijn geen huisvestingskosten ten laste van het resultaat van de B.V. gebracht.
In de jaren 2005 en 2006 heeft belanghebbende geen salaris of andere arbeidsvergoeding ontvangen vanuit de B.V. In het jaar 2007 is een bedrag van € 20.000 ten titel van managementsvergoeding ten laste van het resultaat van de B.V. gebracht. Daarvan is een deel groot € 5.000 betaald aan de Holding. Het restant, groot € 15.000, heeft belanghebbende als arbeidsbeloning ontvangen.
De omzet van de B.V. in het jaar 2007 is behaald in de eerste helft van het jaar en betreft twee gefactureerde bedragen die aan het [J] Hospital in [K] , Verenigd Koninkrijk, in rekening zijn gebracht.
Volgens de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV over 2008 bedraagt de omzet van de v.o.f. in 2008 nihil en het resultaat negatief € 39.745. De omzet van de v.o.f. en het in belanghebbendes aangiften IB/PVV aangegeven resultaat (aandeel van belanghebbende in het resultaat van de v.o.f.) was in de jaren 2008 tot en met 2013 (blijkens de opstelling in het verweerschrift in eerste aanleg) als volgt:
Omzet Resultaat
2008 € 0 € 20.824
2009 € 550 -/- € 32.348
2010 € 2.785 -/- € 21.792
2011 € 1.920 -/- € 31.931
2012 € 4.085 -/- € 47.795
2013 € 1.770 -/- € 17.958
Bij het vaststellen van de aanslag in de IB/PVV voor 2008 is de Inspecteur als volgt van de aangifte afgeweken:
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 10.716 |
- Bij: resultaten uit v.o.f. (geen sprake van bron van inkomen) |
€ 23.751 |
- Af: hogere aftrek eigen woning |
- € 584 |
- Bij: geen giftenaftrek |
€ 2.446 |
----------- |
|
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 36.329 |
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning als volgt verminderd:
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 36.329 |
Af: hogere aftrek eigen woning |
- € 6.138 |
Bij: lagere aftrek buitengewone uitgaven |
€ 239 |
Af: hogere giftenaftrek |
- € 3.892 |
----------- |
|
Nader vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 26.538 |
De markt voor documentaires, zoals belanghebbende die heeft gemaakt en maakt, is met ingang van het jaar 2005 structureel gewijzigd. Door bezuinigingen in de omroepwereld en door het vergroten van het aanbod van programma’s voor tv en internet is de markt in die zin gewijzigd dat documentaires niet of nauwelijks meer in opdracht van zendgemachtigden worden gemaakt, maar dat documentairemakers voor eigen rekening en risico documentaires vervaardigen.
Belanghebbende heeft in 2011 op het [L] Filmfestival, [M] , Verenigde Staten, een prijs ontvangen in de categorie “ [N] ”, met een documentaire getiteld: [O] . Hiermee is geen omzet gegenereerd.
De omzet in de jaren 2008 tot en met 2015 bestaat geheel uit royalty’s ter zake van verkochte dvd’s. Deze betreffen de uitgave van in de jaren negentig voor de [P] gemaakte documentaires.
Belanghebbende is in 2015 een actie gestart om via crowdfunding via www. [Q] .com (hierna ook: [Q] ) gelden in te zamelen ten behoeve van een filmproject. Dat project getiteld “ [R] ” vereist een bedrag van € 80.000. Dat bedrag is exclusief een arbeidsbeloning voor belanghebbende en heeft louter betrekking op materiaalkosten en betalingen aan derden voor te leveren diensten. Uiteindelijk is via intekening een bedrag van € 44.000 aangemeld. Volgens de reglementen van [Q] vindt de crowdfunding in geval van te lage intekening geen doorgang en wordt geen geld ter beschikking gesteld.
Na het mislukken van de crowdfunding heeft belanghebbende rechtstreeks de intekenaars (de “backers”) benaderd en heeft hij een bedrag van € 34.000 verworven. Het project is inmiddels gestart. Daartoe wordt met vrijwilligers/studenten gewerkt. Belanghebbende heeft aanvankelijk ingeschat dat het project in september 2016 voltooid zou zijn. Thans is zijn verwachting dat de film [in] 2017 zijn première zal beleven.
Desgevraagd heeft belanghebbende op de vraag van het Hof welke garanties er zijn dat het project “ [R] ” en eventuele andere projecten een positief resultaat zullen behalen, als volgt geantwoord: “De garantie ben ik.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de in de vorm van een v.o.f. uitgevoerde activiteiten, zoals vermeld onder 2.3, in 2008 een bron van inkomen vormen. Partijen hebben desgevraagd ter zitting verklaard in te stemmen met de cijfermatige uitwerking van elkaars standpunten.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.353.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.