Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9379, 16/00273
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9379, 16/00273
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 november 2016
- Datum publicatie
- 25 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:9379
- Zaaknummer
- 16/00273
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Bij aanvang parkeerbelasting voldaan? Redelijke termijn voor inwerkingstelling parkeerapplicatie. Werkinstructie.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00273
uitspraakdatum: 15 november 2016
Uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Almere (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 januari 2016, nummer UTR 15/4087, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[X] V.O.F. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende ter zake van het parkeren op 18 april 2015 te Almere een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd ten bedrage van € 61,50, bestaande uit € 2,50 aan belasting en € 59 aan kosten ter zake van het opleggen van die naheffingsaanslag.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 januari 2016 gegrond verklaard, de naheffingsaanslag herroepen en de heffingsambtenaar gelast een proceskostenvergoeding en het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] namens belanghebbende, alsmede [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
[In] 2015 heeft [A] , vennoot van belanghebbende (hierna: [A] ), de auto met het kenteken [0-YYY-00] geparkeerd aan de Landdrostdreef in Almere.
De Landdrostdreef is aangewezen als plaats waar tegen betaling mag worden geparkeerd. De parkeercontroleur van de gemeente Almere heeft geconstateerd dat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft voldaan. Aan belanghebbende is om 16:06 uur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Belanghebbende heeft gegevens overgelegd waaruit volgt dat voor de in 2.1 genoemde auto op 18 april 2015 via Parkmobile voor de periode van 16:09 uur tot 17:28 uur parkeerbelasting is voldaan.
In zijn bezwaarschrift van 6 mei 2015 tegen de naheffingsaanslag schrijft belanghebbende:
“Er zitten 3 minuten verschil tussen uw naheffing en mijn parkeeractie. Dat is de normale tijd die noodzakelijk is om parkeerge[ge]vens in te voeren, wat uiteraard IN de auto plaatsvond.”
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft geoordeeld dat het door de heffingsambtenaar aangevoerde bewijs - de naheffingsaanslag met daarop de enkele verklaring van de parkeercontroleur dat er geen kaartje zichtbaar was -, in het licht van het tegenbewijs van belanghebbende - diens verklaringen omtrent de aanmelding via Parkmobile -, onvoldoende is om de naheffingsaanslag in stand te houden. Daarbij heeft de Rechtbank er gewicht aan toegekend dat de heffingsambtenaar geen foto’s van de auto heeft overgelegd zodat niet kan worden vastgesteld of [A] ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag in de auto zat.
In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar foto’s overgelegd.
In het verweerschrift schrijft [A] :
“Ik heb ervan [Hof: bedoeld is: van de onderhavige procedure] geleerd dat wanneer ik parkmobile inschakel met de app, erop te wachten dat hij inderdaad actief is. En het blijkt dat het soms even kan duren voordat dit gebeurd. Voorheen heb ik te goeder trouw de app ingeschakeld en ben uit de auto gestapt.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de heffingsambtenaar terecht een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de heffingsambtenaar beantwoordt deze bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot een ongegrond beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.